Daar is ze dan weer. Als de roes een herinnering wordt en de katers uitgewerkt zijn. Je drinkt nog een slok whisky om ze tegen te houden, maar ze komt toch. De stilte. De stilte die je enkel krijgt als je enkel met je eigen brein in bed duikt. De stilte die schreeuwt in je kop.
(Waarom?!)
Roepen en schreeuwen en dromen van die stilte. Je afvragen waarom zij het zo gemakkelijk heeft. Je afvragen waarom je niets gedaan hebt toen je iets kon doen. Herhalen en herhalen en herhalen dat het beter is zo, ook al geloof je jezelf al lang niet meer.
(Waarom vraag je waarom?)
Verlangen naar de roes. Verlangen naar ergens anders. Verlangen naar dat meisje dat zegt, het is goed, kruip maar bij mij in bed vannacht. Ik zal je hand vasthouden en je strelen en je mag je schattige penis in mijn vagina laten glijden. Maar morgen moet je weg.
(Wat is de waarde van waarom?)
Je vraagt je af of dat meisje in die bar met je naar bed wou voordat je haar bruut liet staan voor een volgende pint. Je vraagt je af of dat kleine meisje je ooit nog een berichtje zal sturen. Je vraagt je af of je niet beter zou verhuizen naar een ander land. Je vraagt je af waarom ze liegt.
(Waarom niet stoppen met aan me te denken?)
Het is beter zo.
Het ging niet meer.
:: Het is beter zo.
:: Het ging niet meer.
:: :: Het ging niet meer.
:: :: Het is beter zo.
(De mantra van het geluk, het leven in het nu.)
De stilte luwt niet. De stilte waait verder. En ergens staat een man met een pistool voor zijn spiegel. Hij mikt op de stilte. Hij schiet. Hij bloedt. Hij denkt even dat het allemaal zo erg niet is.
Je overleeft.