woensdag 28 maart 2012

Derde monoloog

(Ze zit op de stoel recht tegenover me. De gordijnen van de kinky star zijn gesloten en de asbakken zijn op tafel gezet. Nu zijn we allemaal persoonlijke vrienden van de chef, wiens naam ik niet ken. De muziek staat loeihard, maar zij kan liplezen; of dat hoop ik toch.)

Je hoeft niet te huilen, schat. Daar ben je toch te intelligent voor, om je tranen te laten stromen? Het is idioot en het maakt je lelijk. Gelukkig draag je geen mascara, anders was het al helemaal geen zicht. Maar echt, je bent toch slimmer dan dat, of toch minstens meer verbitterd?

Het doet er toch helemaal niet toe, dat weet je best. Je hebt je al lang van al die idiote illusies ontdaan. Je droomt er soms nog van, die zomernachten dat je nog niet beter wist. Maar nu weet je wel beter, dus gedraag je daar naar.

Je bent ook al zo oud, de verkeerde kant van twintig. Over een paar jaar is het simpelweg afgelopen, dan geeft het al helemaal niet meer. Nog enkele lentes en we lachen erom op ons sterfbed.

Hoe voelt het eigenlijk, om zo oud te zijn?

Pas op, ik weet best dat ik je op de hielen zit. Ik kocht vorige week mijn allerlaatste go-pass. Ik denk zelfs dat ik die niet meer volledig zal kunnen gebruiken. Dan verkoop ik hem door aan iemand die verder van het einde zit.

Heb jij trouwens al een testament? Boudewijn De Groot schreef het zijne eerder.

Waarom rook je geen sigaret? Ik weet dat je ertegen bent en dat jij veel beter weet dan je longen met die smerigheid te bevuilen, maar doodgaan doen we toch. Sommigen dementerend in een rolstoel, anderen rochelend en hijgend op de stoep. Ben jij een rolstoelmens, meisje?

Kom, stop nu met huilen, zo serieus bedoelde ik het niet.

Hier, ik heb er eentje voor je gerold. Je hoeft 'm niet helemaal op te roken, neem gewoon een paar trekjes. Natuurlijk weet ik dat het niet je eerste sigaret is, maar misschien heb je er gewoon nog niet van leren genieten.

Er was nog zoveel dat ik wou doen tegen volgende week. Ik geef het toe, mijn dromen waren idioot en materialistisch, maar ik had echt gehoopt tegen volgende week genoeg duiten te hebben om voor jou te kunnen zorgen. Ik faalde, liefste meisje, maar dat is helemaal niet zo erg want lang zal het toch niet meer duren.

Nee, 't is niet omdat je een patattenneus hebt. Ik zei al dat ik er ongelofelijk van hou. Ik weet niet hoe dat komt, die passie voor neuzen. Er was eens een meisje met zo'n scherpe haakneus; je kent dat wel, zo'n Franse neus met zo'n hoek in het midden. Ik vond haar het allermooiste meisje van de hele wereld! Op een dag had ik voldoende zelfvertrouwen om haar te versieren en 's nachts lagen we te kussen in de zetel.

We konden er niet zoveel van, dat meisje stak haar tong gewoon uit. Heel mijn gezicht vol van haar speeksel! Ze had ook een vreemde tong, een vierkante. Maar die neus en die tong, die zal ik nooit vergeten.

Moet je nog wat drinken? Ze schenken hier Maes.

Ik heb nooit de moed gevonden om dat meisje nog eens uit te vragen. Nu is ze samen met een andere klootzak en zal ik haar waarschijnlijk nooit meer zien. Maar dat tongetje, dat mis ik soms.

Kijk, dat is het probleem ook een beetje, meisje: het is allemaal verdomme je eigen schuld. Ik heb je niet gevraagd om naar hier te komen, ik heb je niet gevraagd om in de zon te liggen tot het avond werd, ik heb je niet gevraagd om op mijn schouder in slaap te vallen. Ik heb elke vorm van initiatief op heel laffe wijze in jouw handen gelegd. Zo treft mijzelf dus geen schuld.

Kan je genieten van je sigaret? Het verlicht de gevoelens, niet?

Ik wil je best mijn wereld geven, meisje. Je mag je nestelen in mijn saaie chaos en in de zetel een boekje lezen. Je mag op mijn schouder wachten tot het voorbij is, over enkele jaren. Je mag je idiote kunstzinnigheden uitvoeren op mijn bed. Je mag je handen in de mijne leggen en vragen ze te beschermen tegen de kou. Je puisten zal ik uitknijpen als je dat wilt. Ik zal van je houden en enkel nog subtiel flirten met de meisjes in de kroegen, zodat jij het niet ziet. Vertrouw me, meisje, het kan mooier saai zijn dan in die idiote komedies die je stiekem zo graag ziet.

Maar; meisje, mijn meisje, vraag me nooit meer om mee te gaan naar een optreden van Sigur Ròs.

(Ik weet het; meisje, m'n meisje, je vraagt je af of dit écht over jou gaat. Daarom stel ik je gerust, ik heb het helemaal voor jou geschreven. Helemaal voor jou alleen.)

maandag 26 maart 2012

Tweede monoloog

(Ze lag naast me in het gras. Zij, met haar verblindende schoonheid, ik met een baard van anderhalve week en een stinkende sigaret tussen mijn lippen geklemd. De zon scheen en ergens was iemand een barbecue aan het aansteken. Het was lente, warme lente; het was de voorbode van een warme zomer.)


Ik jaag je op, hé. Ik jaag je op terwijl ik op je jaag. Ik weet het, je bent een beetje bang. Je vraagt me af wat die kerel in godsnaam van je wilt. Je vraagt je af of je wel veilig bent, of het geen slecht idee was om hier te komen. Je vraagt je af of je beloftes hebt gedaan, subtiele beloftes met je ogen. Maar vooral vraag je je af wat ik van je verwacht, niet?

Het geet niet, meisje, ik verwacht helemaal niets van je. Ik ben eigenlijk gewoon een beetje aan het wachten. Op wie ik wacht? Op niemand. Ik wacht gewoon tot er eens iets magisch gebeurt. Je weet wel, die dingen die in die films gebeuren. Een meisje dat naast je komt zitten in de trein en met wie je daarna Berlijn doorkruist, zulke dingen.

Waarom ik dan wel met je wou afspreken? Omdat ik niet alleen wil wachten. Begrijp me niet verkeerd, meisje, ik wil niet samen met je wachten, ik wil gewoon plezier beleven terwijl ik wacht. Misschien gebeurt dat magische moment trouwens met jou, terwijl we hier op een dag in de zon liggen en die fles wijn opdrinken. Misschien zie jij dan wat in mijn ogen dat je nog niet eerder zag en verteder je me met jouw liefde. Misschien vind ik je neus dan plotseling niet meer aardappelvormig en je persoonlijkheid niet meer gekrenkt-dikkenekkerig.

Alles kan, liefste meisje. Maar probeer er niet aan te denken.

Ik wil ook niet dat je van me houdt. Ik wil dat je hier in het gras komt liggen en dat je je hoofd op mijn schouder legt. Misschien zal je mijn zweet ruiken, maar ik hoop dat je dat niet erg zal vinden. Als je liever gewoon naast me ligt, mag dat ook, maar geef me de wijn dan even aan.

Heb je zin om te zwemmen? Ik wel. Het water is ijskoud, maar daar kan ik best tegen.

Wil je nog wat blijven? Niet alle dagen zullen als deze zijn. Soms zal ik je vergeten en je de hele dag negeren. Soms zal ik bruut zijn en je afsnauwen. Als je wilt mag he me dan vergeven. Je mag me ook verlaten. Dat zal dan pijn doen, maar ik zal beseffen dat het nodig was en verder wachten.

Natuurlijk zie ik je wel graag, meisje.

Maar je mag niet vergeten dat ik wacht, meisje. Ik wacht en ik weet niet zeker of dat ik op jou wacht. Misschien wel, maar dat kan ik nu nog niet zeggen. Maar voorlopig met je je hoofd ook gerust in mijn schoot leggen. Ik ben niet zo'n brede mans-mens, maar ik zal je beschermen zo goed ik kan. Ik heb al eens een jongen die groter was dan mij neergelegd. Daarna rende ik snel weg. Verder vertrouw ik op de politie om de vechterbazen die het op mij gemut hebben, onder controle te houden.

Ik wil maar zeggen, voel je maar veilig bij me, zolang je niet jaloers wordt kan er je hier niets gebeuren.

Ik streel graag je schedel. Heb je dat graag, dat ik door je haar woel? Of in je nek, heb je dat graag? Sluit maar even je ogen, als je wilt mag je doen alsof ik iemand anders bent. Ik zal het niet aan mijn hart laten komen.

Slaap maar, lief meisje. Of moet ik eigenlijk al vrouw zeggen? Mevrouw, zelfs, misschien? Waar ligt die grens? Ligt die op zesentwintig? Ik ben een man, dan. Ik wil geen man zijn, meisje, ik wil een jongen zijn.

Je slaapt. Slaap je al lang?
En zal je nog lang dromen? Want mijn been slaapt ook.

woensdag 21 maart 2012

Over het hoofd op mijn schouder

"Kom je even naast me zitten, meisje?" Ze ging zitten en we keken hoe een wesp haar weg probeerde te vinden in een leeg flesje cola. Sinds het lente was geworden was de zon weer harder beginnen schijnen, dus zaten we in t-shirt op het bankje. De wouden rond ons fluisterden ruisend dat het goed was. Ik nam de krant die zij meegebracht had, rolde hem tot een mepper en sloeg de wesp dood.

Ze vroeg niet waarom ik het gedaan had. Ze was al even gestopt met te vragen waarom ik dingen deed waar zij niet mee akkoord ging. Ik vroeg me zelfs af of het haar eigenlijk nog wat deed, mijn tegendraads gedrag en mijn asociale houding tegenover haar vrienden. Toch bleef ze terug komen, toch bleef ze haar hoofd op mijn schouder leggen en zwijgen.

"Hoe was je week?" vroeg ze, nadat ze haar hoofd op mijn schouder gelegd had en we zwijgend naar de dode wesp hadden zitten kijken.
- "Viel wel mee" zei ik zuchtend. "Alles valt wel mee."
"Had je 't druk?"
- "Nee, het is al lang niet meer druk geweest."
"Dat is goed voor je" zei ze.

- "En hoe was jouw week?"
"Vermoeiend."
- "Hoezo?"
"Ik heb weer veel te veel nagedacht."
- "Over?"
"Over alles. Over wat ik nu eigenlijk wil doen met mijn leven. Je weet wel, die levensvragen die steeds terugkomen en nooit beantwoord worden."
- "Het geeft niet, het komt wel vanzelf."
"Denk je?"
- "Ja." zei ik.

Een mus kwam de kruimels oppikken die onze lunch achtergelaten had. Even keek hij naar ons, om te kijken of we geen bedreiging vormden. Ik knikte naar de mus dat het goed was, en hij draaide zijn kopje en concentreerde zich terug op de kruimels.

"Ik ben blij dat ik in het weekend bij jou kan komen" zei ze zuchtend.
- "Ik ben blij dat je elk weekend komt." zei ik glimlachend.

Een tweede mus landde naast de eerste mus en begon ook wat kruimels te pikken.

"Slapen we in de auto vanavond?" vroeg ze.
- "Als je daar zin in hebt." zei ik.
"Ja, ik denk het wel." zei ze. "Ik wil hier blijven."
- "Ok" zei ik.

Ze ging op het bankje liggen en legde haar hoofd op mijn schoot. Ze legde haar hand over haar ogen om zich te beschermen van het felle licht van de blauwe hemel, maar na een paar minuten werd ze er aan gewend en keek ze naar mij.

"Je hebt een litteken op je kin." merkte ze op.
- "Ja, dat is van toen ik gevallen ben met de fiets."
"Wanneer was dat?"
Ik had er geen idee meer van. Lang geleden.
- "Toen ik zestien was, denk ik."

Ergens hoog boven ons vloog een straaljager voorbij. De mussen vlogen weg.

"Mag ik bij je blijven?" vroeg ze.
Ik boog me voorover en kuste haar.
"Voor altijd?"
Ik keek in haar ogen. Zij keek in mijn ogen. Ik hield van haar ogen.
- "Nee." zei ik.

"Waarom niet?" Ze keek beteuterd.
- "Omdat we niet van elkaar houden."
"Hou je niet van mij, dan?"
- "Ik hou zielsveel van jou."
"En ik hou van jou!"
- "Misschien." zei ik. "En toch houden we niet van elkaar."

"Waarom niet?"
- "Omdat we vergeten zijn hoe dat moet."

Ze draaide haar hoofd op mijn schoot zodat ze naar het bos kon kijken. Eén van de mussen was teruggekeerd naar de kruimels.

"Voor eventjes dan." zei ze.
- "Voor eventjes." zei ik.

Het woud fluisterde ruisend dat het goed was.

maandag 19 maart 2012

Over het meisje dat de wereld was

"Zet je", zei ik; ze ging zitten. Ik zette een pint voor haar neus. "Maes", zei ik. "Je moet het leren drinken." Ze keek me pruillipperig aan. - "Maar ik lust geen maes." Ik zette een tweede Maes voor haar neus. "Deze drink je op als de vorige leeg is." zei ik. Het meisje stelde zich recht, keek kwaad naar me, zag in mijn ogen dat ik het meende, ging terug zitten en nam een slok van het bier dat ik haar voorgeschoteld had.

Het keukentafeltje was vuil. Ik had het misschien moeten wassen, maar dat had ik niet gedaan. In de pompbak stond een afwas van twee weken oud. Het stonk in het krot dat ik gemakshalve en voor een zeer klein bedrag bezette.

"Wat verwacht je van me?" vroeg ze.
- "Niets" zei ik naar waarheid. "Ik verwacht helemaal niets van je."
"Waarom liet je me dan naar hier komen?"
- "Omdat dat is wat de mensen doen."
"Welke mensen?"
- "Alle mensen."

Ik dronk van mijn bier en stak een sigaret op.

"Ik kan niet tegen rokers." zei ze.
- "Dat geeft niet." antwoordde ik kort.
Ik blies de rook boven haar hoofd uit.
Ze sipte van haar bier.

Het meisje keek rond.
"Ik vind je huis maar grauw, Daan."
- "Dat geeft ook niet."
"Ik dacht eigenlijk dat je veel geld verdiende..."
- "Dat doe ik ook."
"Waarom woon je dan hier?"
- "Omdat ik daarvoor koos."
"Waarom?"
- "Ik voel me hier thuis."

"Verleid je steeds meisjes op deze manier?" vroeg ze.
- "Nee."
"Probeer je me te verleiden?"
- "Ja."
"Vind je dat het goed gaat?"
- "Ik denk van wel, ja."
"Waarom?"
- "Omdat je niets liever wilt dan naar deze nederige vuiligheid terug te keren."

Het meisje haalde haar neus op.
"Waarom zou ik hier willen blijven?" vroeg ze.
- "Omdat ik je hier niet kan redden."
"En is dat goed?"
- "Ja. Je wilt niet gered worden. Je wilt miserie."
"En dat moet hier?"
- "Ja."

Ze zuchtte.
- "Eigenlijk vind ik je niet eens zo mooi." zei ik.
"Waarom vraag je dan of ik naar hier kom?" zei ze geërgerd.
- "Omdat je me aan iemand doet denken."
"Wie dan?"
- "Een meisje."
"Welk meisje?"
- "Het meisje van m'n leven. De vorige, bedoel ik. Ze had ook krullen en een dikke neus."
"Vind je dat ik een dikke neus heb?"
- "Een patattenneus, ja."

Het meisje dronk de rest van haar eerste pint op en stond stond furieus recht. Ik deed op mijn beurt haar tweede pint open en goot haar glas weer vol.

"Als je denkt dat ik naar hier ben gekomen om beledigd te worden..."
- "Je mag altijd gaan."

Ze wachtte. Ik zat een radeloze woede verborgen in haar donkere ogen.
Daarna ging ze terug zitten.

- "Ik bedoelde het trouwens als een compliment."
"Hoezo?"
- "Je neus. Ik vind 'm prachtig."
"Je noemde het net een patattenneus!"
- "Ja. Maar hij is prachtig."

We bleven even in stilte aan de vuile tafel zitten. Buiten hoorde we een sirene met bijpassende wagen voorbij rijden. Het meisje was op zoek naar wat om over te praten. Ikzelf stak een tweede sigaret op.

"En nu?" vroeg ze. "Wat doen we nu?"
- "Wat jij wilt." zei ik.
"Goed", zei ze, "dan wil ik met je vrijen."
- "Ok." zei ik.
"En wil je me daarna even vastnemen?" vroeg ze.
- "Ok." zei ik.
"En zachtjes lief voor me zijn?"
- "Ok."
"En me troosten als ik droevig ben?"
- "Ok."
"En me redden van wat ik gered moet worden?"
Ik lachte. - "Meisje, m'n meisje, dat kan niemand nog."

woensdag 14 maart 2012

Guilty pleasures - #wijvenweek dag 2

Ze strompelde de trap af. De deur van het toilet liet ze open staan terwijl ze de inhoud van haar ingewanden spetterend in de toiletpot dumpte. Het kon haar niet schelen, ze was toch alleen thuis. Enkel Sloerie, haar Perzische langhaar kat, lag in de zetel te slapen. Terwijl ze zat te schijten stak ze haar eerste sigaret op.

De puist achter haar oor was nog steeds niet verdwenen. Ze kon er moeilijk mee om, met die puist. Het leek alsof hij precies op dit moment in haar leven was gekomen om de ondragelijkheid nog dat ietsje ondragelijker te maken.

Ze kuiste haar gat af, deed haar broek terug aan en keek in de spiegel. Ze had haar schminken masker er de vorige dag niet afgehaald, dus leek haar gezicht nu op een palet van barsten en kraters. Ze gaf een beetje over in haar mond en waste snel haar gezicht. De huid die onder het masker zat was ruw en korrelig. Ze haatte haar sproeten, maar een dik half uur later waren ze verdwenen onder een halve kilo concealer.

Er was weinig verkeer, ze was snel aan het station. Er was niemand die ze kende. Er waren wel twee jongens die naar haar zaten te loeren. Ze vond het fijn dat die jongens naar haar zaten te loeren, maar wierp hen toch beide een geïrriteerde blik toe. De jongens leken meteen een grote interesse in hun tenen te hebben.

Nog drie minuten en de trein zou aankomen. Ze nam snel nog een nieuwe sigaret die ze met de vorige sigaret aanstak. Het was niet zo ver, maar ze kon de extra nicotine vandaag gebruiken. Gisteren ook, trouwens. Naar alle waarschijnlijkheid morgen ook.

Een afgrijselijk geschreeuw steeg plots op uit de diepte. "Daanette!" hoorde ze iemand roepen. Ze keek en zag Sandra de trap op komen. Ze had een rode hoed op. Daanette haatte de hoed meteen. Of misschien haatte ze Sandra gewoon.

"Sandraaah!" riep Dannette, terwijl ze naar Sandra toe rende. "Hoe gaat het met je?"
- "Goed hoor, en met jou?" vroeg Sandra.
"Nou, dat gaat, dat gaat."

Het was even stil.

- "Heb je dat gehoord, van Kim? Ik heb gehoord dat ze met een andere man naar huis is gegaan?"
"Is het echt?" vroeg Daanette.
- "Ja, het is zo'n slet." giechelde Sandra.

De trein reed het station binnen. Daanette keek naar de gele koplampen die een felle lichtbundel voor de trein uit gooiden. Ze keek naar de stalen wielen die langzaam dichterbij kwamen. Ze deed haar ogen toe en voelde de daverende trein. Ze deed alsof ze de trilling tot in haar vagijn kon voelen. Ze voelde hoe haar hand zich, onbewust, een vuist maakte. Ze voelde hoe haar lichaam begon te bewegen.

De eerste klop was recht op de wang van Sandra. Ze zag in slowmotion hoe de lip van Sandra open spatte en het bloed eruit spoot. De tweede klop was een linkse, recht op Sandra's kin; Daanette dacht dat ze daar binnen iets hoorde breken. En daarna een duw. Ze zag nog net hoe Sandra met haar voorhoofd op één van de rails terecht kwam.

De trein reed daverend voorbij en kwam piepend tot stilstand.

Daanette gooide haar sigaret tussen de trein en het platform. Ze stapte op. Ze voelde zich kalm en beheerst. Ze ging zitten in de rijrichting. Ze werd niet misselijk van achteruit rijden, maar ze vond het leuker om naar voor te kijken, naar de langsrazende koeien. Sandra kwam naar haar zitten.

"Heb je veel werk vandaag?"
- "Ja", loog Daanette. "Erg veel."

maandag 12 maart 2012

De voorgevel - #wijvenweek dag 1

Zuchtend en puffend werd ik wakker. Hoewel ik de dag ervoor slecht twaalf flessen rosé wijn opgesipt had, gedroeg mijn maag zich als een opstandige kleuterklas. Met mijn ogen nog half dicht rijkte ik naar het halfvolle glas wijn dat nog op mijn nachtkastje stond, een overschotje van gisteren. Ik goot het binnen en greep daarna naar het pakje sigaretten dat ernaast lag. Terwijl ik rookte bedacht ik wat voor een ongelofelijke klotedag het vandaag weer zou zijn.

De spiegel loog vandaag weeral niet. Achter mijn oor had ik nog steeds mijn puistje. Ik haat puisten. Het was nu toch alweer een paar jaar geleden dat ik voor het laatst last had van puisten, maar nu had ik er dus één achter mijn oor. Onzichtbaar, had Sandra gezegd, maar ik wist dat hij er was en ik wist dat de dag zou komen dat iemand anders hem zou zien. Ik zou vanaf die dag bekend staan als "puistoor" en de andere mensen zouden vanaf dan bananenschillen en uitwerpselen naar mij gooien. Het was, met andere woorden, van vitaal belang dat die lelijke klote puist achter mijn oor nooit gezien zou worden.

De grote betonmolen kwam krakend in beweging. Ik vulde hem met cement, zand en water, elk in zeer precisieuse hoeveelheden. Veel mensen zijn de kunst van het cementmixen vergeten, maar ik neem genoegen in mijn werk. Als laatste element voegde ik het pigment toe. Het had drieduizend euro gekost om dit specifieke roze te laten mixen. Een kleurtechnicus had met een elektronenmicroscoop mijn huid geanalyseere en deze speciefieke kleur voor mij gemaakt.

Na het mixen bracht ik de cement met een truweel aan op mijn gezicht. De moeilijkheid bestaat erin een egale laag aan te brengen. Veel mensen zeggen dat een dun laagje volstaat, maar ikzelf ben een fervent voorstander van een ietwat dikkere laag. Een egale schil van twee centimeter fundering voelt voor mij het beste aan. 

Tijdens het uitharden van de mortel las ik wat in de flair. Er stond een artikel in waarin de grote sterren van de Vlaamse mediawereld hun orgasmes besproken. Ik las ze allemaal, maar kon me in geen van hen vinden.

Toen de mortel uitgehard was nam ik de spuitbussen met extra kleurpigment om het resultaat uit te werken. Het roze was ook vandaag weer netjes perfect egaal, ik had weer goed mijn best gedaan. Op mijn kaken bracht ik een rood blosje aan, mijn lippen kleurde ik bloedrood en mijn wenkbrouwen donker bruin. Daarna voegde ik glitters toe.

Ik had nog een half uur om mijn haar te doen. Dat was eigenlijk te weinig, dus schoor ik het af en zette een pruik op. Daarna vertrok ik naar mijn werk.

Sandra zag er weer stralend uit. Gillend renden we op het perron naar elkaar toe. We gaven elkaar een knuffel, sprongen enkele keren in de lucht van blijdschap, gaven elkaar een innige kus op de mond en zeiden tegen elkaar dat we er prachtig uitzagen. Het was waar, Sandra zag er prachtig uit. Haar mooie, blonde haren waaiden in de wind. Mijn eigen haren konden daar niet tegenop. Ik vond Sandra daarom een krenterige trut. Eigenlijk mag ik haar helemaal niet zo.

Karel lachte naar mij op het werk. Hij zei dat ik er stralend uit zag. Ik zei dat ik er altijd stralend uitzie. Daarna zei ik dat hij me gerust moest laten.

's Middags moest ik even huilen op het toilet. Gelukkig kon ik mijn tranen snel drogen.

Karel vroeg of ik wat wou gaan drinken. Ik loog dat ik met Stephanie had afgesproken. "Een andere keer dan", zei hij. Ik zei "misschien". Hij leek teleurgesteld. Ik vroeg hem of hij mijn puistje al had gezien, hij zei dat hij niet wist waarover ik het had. Ik toonde hem het puistje, hij zei dat het een mooi puistje was.

Ik schreef een briefje aan mezelf waarin stond dat ik niet mocht vergeten naar de winkel te gaan. Het briefje hing ik aan de rand van mijn computerscherm. Ik schreef er niet op dat ik voornamelijk rosé wijn moest kopen.

Sandra gaf me de naam van een product dat volgens haar alle puisten op twee dagen weg krijgt. Het is iets Indisch en ik vertrouw het niet. Dat hele alternatieve gedoe vind ik maar wat voor hippies. Zelf voel ik me allesbehalve een hippie.

Ik wenste Karel een goede avond. Sandra's bureau liep ik bewust voorbij. Morgen zal ik wel uitleggen dat ik erg gehaast was.

vrijdag 9 maart 2012

God en Satan - Eerste bedrijf

God zat bedachtzaam voor zich uit te staren. Daarna richtte hij zijn blik weer naar de man die voor hem zag; de man die met pretoogjes naar hem zat te grinzen. "Wat denk je, Godmans, doen we het?" God streek met zijn hand zijn baard recht, leek diep na te denken en zei daarna "Goed, we doen het." Satans grijns werd groter.

Ze hadden elkaar een paar uur eerder in diezelfde kroeg ontmoet. God, een langzaamaan kalende vijftiger die niet wist wat te doen met zijn leven, Satan een jonge dertiger met een rode kop en rode horentjes op zijn voorhoofd. Satan had God een whisky aangeboden en God had zo'n aanbod niet afgeslagen. En het was niet bij die ene whisky gebleven, het duurde niet lang of de barman had de fles gewoon op de toog gezet. Ze was bijna leeg ondertussen.

"Luister eens, Godmans..." was Satan begonnen. Het is opmerkelijk hoeveel onheil wel niet begint met "Luister eens". "Ik loop al een tijdje met een idee in mijn hoofd."
God had gezegd dat hij luisterde.
"Ik heb wel al wat over je gelezen, Godmans." ging Satan verder. "Dat ding dat je daar doet met de mens enzo, baanbrekend onderzoek, erg interessant."
- "Dank je." had God gezegd. God had daarna zijn glas leeggedronken waarop Satan het terug vulde.
"... maar ik vind dat je verder moet gaan."
- "Hoezo?"
"Wel, nu is het wel leuk enzo, maar waar is de commerciele waarde?"
God had Satan daarop minachtend aangekeken en gezegd dat hij een wetenschapper was.

"Laat me duideljker zijn, Godmans." Satan haalde een schetsboek boven en opende het ergens in het midden. Op de tekening stond een man afgebeeld die levend in brand gestoken werd door een menigte woeste weerwolven. "Zie je dit?"
God zag het.
"Dat is wat je publiek wilt zien!"
God schudde zijn hoofd.
- "Hoe kan ik dat nu doen?" vroeg God.
"Simpel" zei Satan, "gewoon een klein beetje meer werk."
"Je moet ze ophaasten, Godmans. Die mens van jou zal pas echt reactief worden als je ze wat opjaagt."

God dronk nog een whisky. Hij had inderdaad een vergrote reactiviteit waargenomen in hagelijke, doch compleet natuurlijke situaties.
- "Wat wil je dan doen?" vroeg God.
"Simpel, Godfried. Het enige wat je meot doen is mij één server geven waar ik mag doen wat ik wil."
- "Nog een server? Ik krijg de huidige servers nog niet gevuld" opperde God.
"Je hoeft 'm niet te vullen God, dat zal ik zelf wel doen."
- "Maar hoe dan?" vroeg God.
"Luister..."

"Kijk, Godfried, we doen het zo. Op jouw server laten we alles zoals het is, op één ding na. Ik weet dat die mensen bij jou gewoon opnieuw respawnen als de garbage collector passeert, juist?"
God knikte.
"Wat denk je dan hier van? Elke mens heeft tijdens zijn run de keuze om één keer een aanpassing van de omgevingsvariabelen te doen. Met andere woorden, hij mag één keer de loop der dingen veranderen. Niets groots, natuurlijk, we weten allemaal wat er met het totaal-vrijheidsexperiment van Marnix gebeurde."
God grijnsde. Ze waren dat laboratorium nog steeds aan het nablussen en in een straal van 50 kilometer was onbewoonbaar verklaard.
"Gewoon, kleine dingen." ging Satan verder. "Hoogstens root level twee zou ik zeggen."
God zag niet hoe een verandering in de root level twee variabelen ook maar iets van invloed zou hebben op de stabiliteit van het systeem.

- "Goed, en dan, Satan. Wat met jou server?"
"Wel, Godmans, hier is het leuke."
God ging wat rechter op zijn stoel zitten en spitste zijn oren.
"Als de mens kiest om dat te doen, respawned hij op mijn server."
- "... en dan mag jij ermee doen wat je wilt..."
"... en hun iterator wordt stilgezet."

God keek verschrikt. - "Waarom?"
"Zomaar" zei Satan. "Zodat ze voor eeuwig op mijn server moeten blijven."
- "Maar dan brengen ze niets op!"
"Dat geeft niets. De reactiviteit van de andere servers zullen dat compenseren."

God goot zichzelf nog een whisky uit.
- "En jij denkt dat die keuze de reactiviteit zoveel zal verhogen?"
"Ja" zei Satan.
- "En jij denkt dat een mens die keuze ooit zou maken?"
"Ja" zei Satan opnieuw.

God staarde bedachtzaam voor zich uit.

Een paar weken later offerde ik mijn ziel om vijf jaar met dat meisje samen te zijn. Ze had donker, krullend haar. En zoals afgesproken ging ze na vijf jaar terug weg en moet ik wachten op de volgende iteratie; mijn laatste, eeuwigdurende iteratie.

zondag 4 maart 2012

Daan's Eenvoudige Gids tot Eeuwige Liefde

Het meisje zei me dat ze nu niet samen kon zijn met mij. Ik had "nu" nooit eerder het belangrijkste woord van een zin gevonden. Tot nu. Ze zei immers dat het later wel kon. Het was geen belofte, enkel een relativering van de waarheid. Een verbloeming van de stront die ze me in een zakje gaf. Daarna zei ze vaarwel. De stront had ik nog in mijn handen.

Ik richt mij tot u, mijn lezer. Ik heb dat nog nooit eerder gedaan, maar dit verhaal gaat over jou. Jij daar, die op je bureaustoel naar twitter zit te staren. Heeft u ooit lief gehad? Heeft u ooit De Ware gevonden? Die jongen of dat meisje waarvan je zegt, zonder hem of haar kan ik niet verder? Ik ben haar al tegen gekomen, beste lezer. Ik ben haar al twee keer tegen gekomen. Misschien zelfs drie keer, om Nele niet te kwetsen.

(Ik ga even verder alsof u een man bent. Het geeft niet als u er geen bent, wat ik schrijf geldt voor beide sekses. Het is voor mij enkel eenvoudiger om vanuit mijn eigen beeld te schrijven.)

Wat was het dat u zo aantrok tot dit meisje? Was het de krullen in haar haren, was het de manier waarop ze sprak, met dat plat gents accent van haar? Was het de ruwheid van haar heid, de wonden op haar vingers? De manier waarop ze haar bh langs voor moest vast doen? De manier waarop ze zacht ronkte als je haar streelde?

Ik geloof niet dat het één van die dingen was. Ik wil zelfs verder gaan, ik denk niet dat het om die persoon ging. Het ging om jou. Het ging enkel en alleen om jou.

De basis van verliefdheid is ongetwijfeld het verlangen. En als dat verlangen groot is, dan is je verliefdheid ook groot. Misschien is het dus geen slecht idee om die verliefdheid zo groot mogelijk te maken. Misschien is het niet slecht om de ander zoveel mogelijk drama te bezorgen, zodoende zijn verlangen zo groot mogelijk te krijgen.

Want het is drama; het draait altijd om drama. Ik zou dit meisje niet zoveel missen als ze verdomme niet zo onbereikbaar was geweest. Het gaat altijd zo, je wordt pas echt verliefd als de onbereikbaarheid aantoonbaar is. Als zij jou niet wil. Als zij niet klaar is voor een relatie. Als zij ... een lief heeft.

Wat is de oplossing dan, vraag je? Simpel: neem een lief! Zorg ervoor dat je zelf onbereikbaar bent. Maak de muur tussen jou en haar zo groot als mogelijk. Zeg háár dat het nu niet kan. Zeg háár dat je haar wel graag ziet, maar dat het eenvoudigweg in deze tijdelijke situatie onmogelijk is. Laat het borrelen, die afwijzing, laat het borrelen en ophopen en pijnlijk duidelijk worden. En smijt er nog een hoopje jaloezie bij, tot het geheel ontploft.

De eerlijkheid dient ten alle tijden vermeden te worden. De belangrijkste mensen in mijn leven waren steeds diegene die me het langst aan het lijntje hebben gehouden. De simpele zielen ben ik steeds blijven vermijden.

En, geloof me, beste lezer, ik ben dat zo ongelofelijk beu. Ik had zo graag gehad dat het niet altijd zo'n verdomd spelletje was. Maar het blijft een spelletje, lieve lezer. Het is steeds dat verdomde spelletje van weten hoe je het moet doen. Voorbestemdheid is een leugen.

Mijn naam is Daan en ik heb een lief. Ze is véél mooier dan jou, maar ik wil best eens een koffie gaan drinken met jou. Maar verwacht niets meer, want dat kan nu niet.

vrijdag 2 maart 2012

First date

Ik probeer wat nieuws. Geef je jas maar aan mij en zet je maar in de zetel. Die hoop kleren mag je op het bed gooien. Je hoeft niet vies te doen, het zijn propere kleren. Als je wilt mag je je schoenen uitdoen, dat doe ik ook. Ik vind het fijn om op mijn kousen door het huis te wandelen. Ik verwacht dat jij dat ook leuk vindt, maar ik zal niet teleurgesteld zijn als dat niet zo is. Goed, je zit; we zitten. Luister...

Je hoeft niets te zeggen. Als je wilt mag je wel wat zeggen, maar dat moet niet. Ondragelijke stiltes worden dragelijk als we maar lang genoeg wachten. Eerst groeien ze, maar later veranderen ze in een soort rust die moeilijk te evenaren is door een boeiend gesprek. Wij praten immers toch nooit over wat belangrijks. Vandaag heb ik je echter gevraagd om te komen om te luisteren.

Het zit zo: ik wil graag je vriend zijn. Oh, jij wilt ook dat ik je vriend ben? Nee, je begrijpt het niet goed, bij ons wilt dat wat meer zeggen. Ik wil graag naast je wakker worden, betekent dat eigenlijk. Ja, morgen. Maar ook overmorgen, volgende week, volgende maand en volgend jaar. Daarna zien we nog wel, maar die data moet je in ieder geval vrijhouden. Alles ertussen ook trouwens. Voor later plannen is niet aan te raden.

Waarom kijk je zo vreemd? Ga ik te snel? Goed, ik weet dat het de eerste keer is dat ik je zie. Wil je koffie? Ik heb een koffiemachine. Ik zal koffie voor ons maken. Ik doe er suiker in, jij ook? Goed. Je mag ondertussen even op facebook of twitter. Daar mag je mijn computer voor gebruiken, het wachtwoord is 8492. Dat is tevens de code van mijn bankkaart.

Zag je wat interessants? Nee? Ik dacht ook niet dat je wat interessants zou zien. Tussen twaalf en twee is het internet redelijk dood. De mensen gaan lunchen, zie je? Dan twitteren ze niet. Of soms zeggen ze wat ze eten. Ik begrijp dat niet. Ik at pizza deze middag, maar wat heb jij daar nu aan? Hier is je koffie. Het is Nespresso.

Weet je, ik las vandaag wat interessants op facebook. Er was dit meisje dat verliefd op me was, maar ik niet op haar. Het was een mooi meisje, maar ze was een beetje dom. Bovendien had ze een vriend. Ik heb toen eens afgesproken met dat meisje en we hadden een gezellige avond. De dag erna stuurde ze dat ze het uit zou maken met haar vriend en dat ze bij mij wou zijn. Dat maakte me bang, dus heb ik nooit terug gestuurd. Vandaag zag ik dat dit meisje nu verloofd is met diezelfde jongen. Dat maakte me een beetje triest.

Je vraag je misschien af waarom ik jou dit allemaal vertel? Het is eenvoudig. Ik zag je en ik dacht, jij bent een lekker ding. Bovendien ben je best verstandig. Je bent niet het verstandigste meisje dat ik ooit zag, maar je bent best wel verstandig. Het verstandigste meisje dat ik ooit kende heeft trouwens zelfmoord gepleegd. Ze leed tevens aan boulimie. Maar goed, je zegt dingen die me raken. Daarom besloot ik van je te houden.

Vind je de koffie lekker? Ik heb er niets in gedaan, hoor, je mag er gerust van drinken. Ik weet dat er mannen rondlopen die allerlei vuile poedertjes in koffie's van meisjes doen. Ik ben zo niet. Dat moet je maar geloven, je moet mij maar vertrouwen. Als je wil mag je ook mijn kop hebben. Ik heb er al van gedronken.

Maar goed, je kent het aanbod. Je kan hier komen leven. Het huis is groot genoeg. De keuken is perfect uitgerust. Ik heb wel een kat, ben je allergisch aan katten? Ik kan 'm altijd naar het asiel brengen. Als ik moet kiezen tussen een kat of een meisje, komt het meisje steeds op de eerste plaats.

Je hoeft niets speciaal te doen voor mij, doe gewoon wat je altijd al deed. Ik vind dat leuk, dat we beide ons eigen ding kunnen doen. Ik vraag enkel om niet met andere jongens te vrijen. Als je dat toch moet doen, moet je ervoor zorgen dat ik het nooit te weten kom. Ik zal hetzelfde voor jou doen.

Ik weet dat je bang bent om gekwetst te worden. Ik weet dat je bang bent dat ik te saai zal zijn voor jou. Ik weet dat je voelt dat je niet klaar bent voor een relatie. Maar dat geeft niet. We noemen het niet zo. We hoeven geen relatie te hebben, we moeten enkel heel ons leven samen zijn. Ik zal lief zijn voor jou, jij zal lief zijn voor mij. En 's avonds drinken we wijn en denken we aan vroeger.

Denk er even over na, meisje; als je terug komt hebben we het er nog eens over. Neem je tijd maar, wat is een half jaar meer of minder in een mensenleven? Je mag me steeds komen bezoeken.

Wil je dan nu met me vrijen?

Dag meisje,
tot binnenkort.

Het vervolg

Ze zaten naar het scherm te staren. Hij zag dat ze ontroerd was door wat ze las. Onverzadigbaar bleef ze naar beneden scrollen, op zoek naar het vervolg. Maar ze kon het niet vinden, hij wist dat ze het niet zou vinden, simpelweg omdat het nog niet bestond.

Vond je 't mooi? Klik op "Vind ik leuk" en ik vertel je binnenkort een nieuw verhaal.

Hierzo ↑