maandag 24 december 2012

't Is maar voor eventjes

't Is maar voor eventjes,
maar 'k wil graag naar huis,
al weet ik niet goed waar dat is.

't Is maar voor eventjes,
maar 'k wil terug naar jou,
al weet ik niet goed wie je bent.

't Is maar voor eventjes,
maar 'k wil nu slapen
voor uren en dagen en weken.

't Is maar voor eventjes,
dat ik je mis,
want morgen is 't weer lente, M.

maandag 27 augustus 2012

Vier blokjes hoog

"Hou je 't nog even uit?" Ze was Tetris aan het spelen. - "Huh?"; "Of je 't nog even uithoudt." Ze duwde op start en het apparaat produceerde het alom bekende 'pauze' geluidje. - "Ik ben er toch nog, niet?" Ze was er nog. - "Laat me nu maar even verder spelen."

Ben je nog op zoek naar jezelf? Heb je daar nu eigenlijk wat gevonden? Of heb je enkel gevonden dat je eigenlijk helemaal niets wilt vinden? Heb je gevonden dat na level 11 gewoon level 12 komt, dat de blokjes enkel sneller vallen?

Ik vind het leuk als je wat dichter tegen me aan komt liggen. Ik stink, het spijt me. Het is die hitte hier, ik ben dat niet gewoon. Ik nam een douche deze morgen, maar nu stink ik alweer. Ik begrijp het als je aan de andere kant van het bed wilt liggen.

Ik denk niet dat ik ooit al voorbij level 13 geraakt ben. Het gaat me eenvoudigweg te snel. Ik zie dat je al op level 14 speelt. Je bent beter dan me, op dat vlak. Misschien ben je wel beter op de meeste vlakken. Dapperder, dat in ieder geval ook. Ik wou dat ik wat dapperder was.

Nee, sorry, ik geloof niet in deodorant. Ik las in de biografie van Steve Jobs dat ook hij niet in deodorant geloofde. Ik las ook dat hij ongelofelijk stonk.

Probeer je eigenlijk nog wat op te bouwen? Of smijt je die blokken maar willekeurig naar beneden? Wat je ook doet, het lijkt te werken. Je kijkt geconcentreerd, je kijkt geobsedeerd. Ik heb dat niet meer, geobsedeerd zijn door Tetris.

Vond je dat vroeger ook al, dat ik stonk? Of heb je dat pas net gemerkt? Misschien is het omdat je me nu beter kent, omdat die oorspronkelijke mysterieuze gedachten nu vervangen zijn door vervreemde realiteit.

Iemand zei me dat je meer punten haalt als je vier rijen met één blok kan weghalen. Ik weet niet of dat waar is. Ik ga meestal dood omdat ik te lang moet wachten op een stok van 4 blokken lang. "Get rich or die trying", veronderstel ik. Ik ga meestal dood.

Heb je liever dat ik deodorant gebruik? En denk je 't nog lang vol te houden, op level 15?

zondag 8 juli 2012

Ik wil graag met je huilen

"Ik wil met je huilen" vertelde ik haar. "Ik wil met je huilen, de hele nacht." We zaten buiten, op een lelijke plastieke strandstoel. "Ik wil met je huilen en drinken en stomdronken worden." Ze nam m'n hand vast en bleef wachtend kijken. "Ik wil zodanig dronken worden dat we alles en iedereen vergeten en we even, heel even helemaal één zijn." Ze had een traan in haar oog. "En daarna gaan we kotsen."

"Vind je 't lekker, dat Maeske?" Ze knikte. "Het is de beste Belgische pils, weet je?" Op de achtergrond zonk ergens een zon in de zee. "Vedette vind ik ook best te pruimen, maar zo'n Maeske is voor mij toch echt het hoogtepunt." Ze glimlachte zonder wat te zeggen. "Of toch ten minste sinds het nieuwe recept dat een paar jaar geleden werd ingevoerd..."

"We hebben elkaar eigenlijk lang niet meer gezien, toch?" Ze schudde haar hoofd. "Te lang eigenlijk. Ik begon net te beseffen dat ik je eigenlijk echt mis." Ze zei dat ze me ook had gemist. "Ik wil nooit meer zo lang niet bij je zijn..."

"Het populairste bier is wel Jupiler. Vooral dan bij de jeugd. Heb je 't al gedronken?" Ze schudde haar hoofd. "Wel, het is niet slecht hoor, maar het mist die typische mout smaak."

"Te denken dat ik gisteren nog dronken aan je lag te denken." Ik grijnsde. "Ik ben echt blij dat je terug bent." Ze nam een slok van het inmiddels lauwe bier. "Cara pils is nog zo'n populair pintje... Maar dan vooral omdat het 't goedkoopste bier is. Het komt uit d'n Aldi. Ken je dat? Het is zo'n super goedkope winkel met enkel witte producten."

Ik deed teken dat ze op mijn schoot mocht gaan zitten en legde mijn armen om haar schouder. "Ik denk dat ik dit weekend beseft heb dat ik je graag zie, meisje m'n meisje... Of misschien heb ik het zelfs opnieuw beseft."

Ik bedacht dat ik nog nooit Cara pils gedronken had en vroeg me af of ik een rijkeluiskind geweest was. Ik nam me voor volgende week naar d'n Aldi te gaan en Cara pils in te slaan.

Ze liet haar hoofd op m'n schouder rusten. "Natuurlijk ben ik bang je te verliezen, of ben ik bang om opgesloten te worden in een wereld waar ik zogenaamd niet klaar voor ben, maar dat is van geen tel. Ik ben blijf dat ik je teruggevonden heb." Ze sloot d'r ogen, die ogen waar ik al zo lang verliefd naar had zitten kijken, en lag zacht ronkend in mijn armen.

"Ik heb ook al heel wat Bel-pils gedronken, dat vond ik ook best tamelijk lekker. Dat leerde ik kennen dankzij het meisje waarmee ik voor het eerst geneukt heb."

De zon zakte steeds dieper in de zee en er kwam een windje opzetten. "Ik denk dat ik je wel kan beschermen tegen je angsten; meisje, m'n meisje. En als het niet lukt zal ik toch met volle overgave proberen. Het lukt ons wel, niet?" Ze knikte zonder op te kijken.

"Ik denk dat Bel-pils uit dezelfde brouwerij van Vedette en Duvel komt, maar dat ben ik niet zeker." Ik voelde hoe 't meisje langzaam in slaap viel.

"Je bent m'n engel, engel. En ik weet niet wat er gaat gebeuren morgen, of overmorgen, of de dag erna; maar m'n engel zal je blijven tot je 't niet meer wilt zijn. Dan zal ik je laten gaan; meisje, m'n meisje. En dan zal ik hopen dat je gelukkig wordt."

"Maar; meisje, m'n meisje, zal je dan af en toe nog eens aan me denken, als je een Maeske dringt?"

woensdag 6 juni 2012

Drie dagen voor Spanje

"Daan?"
- "Ja?"
"Wat drink je?"
- "Whisky-cola."
"Whisky-cola?!"
- "Ja."

"Waarom drink je whisky-cola?"
- "Waarom niet?"
"Je dronk het vroeger nooit met cola..."
- "Vandaag had ik er zin in."
"Waarom?"
- "Dat weet ik niet, ik had zin in iets zoets."
"... met whisky in?"
- "Met whisky in."

Ze staart naar haar schoenen, daarna staart ze naar mij.

"Je vertrekt zaterdag?"
- "Ik vertrek zaterdag."
"Voor hoe lang?"
- "Dat weet ik nog niet."

"Kom je terug?"
- "Waarschijnlijk niet."

Ze kleedt zich helemaal uit en komt naast me liggen.

"Waarom ga je?"
- "Omdat ik dit meisje graag zie."
"Ben je zeker?"
- "Ja."
"Je liegt."

Ze doet het licht uit.

"Daan?"
- "Ja?"
"Neem je me nog eens vast?"
- "Nee."

Ze wacht.

"Ik hoop dat je terug komt, Daan."

Ik denk.

- "Ik hoop van niet."

Zij denkt.

"Droom zacht, Daan."
- "Slaap zacht, Maaike."

maandag 4 juni 2012

Vijf dagen voor Spanje

"Zeg, Daan?"
- "Ja?"
"Schrijf nog eens wat, jongen."
- "Waarom?"
"Zomaar."

- "Waarover wil je dan dat ik schrijf?"
"Weet ik veel..."
- "Ik weet het ook niet."

"Waarom schrijf je niet over je Spaanse vriendin?"
- "Wat moet ik er over schrijven?"
"Gewoon..."
- "Hoezo, gewoon?"
"Ja, je weet wel, hoe het gaat. Je diepste gevoelens enzo."
- "Hmm."
"Hmm?"
- "Ja, hmm."

"Wil je niet over haar schrijven dan?"
- "Jawel..."
"Wat scheelt er dan?"
- "..."
"Eh? Wat scheelt er?"
- "Ze heeft me nog geen zeer gedaan."

"Moet dat dan?
- "Als ik wil schrijven wel."
"Kan je niet over wat moois schrijven dan?"
- "Pfff."
"Waarom niet?"
- "Dat is niet sterk genoeg."

"Daan?"
- "Ja?"
"Ben je gelukkig?"
- "Ik denk het wel, ja."
"Azo. Goed dan, zeker?"
- "Ja, da's goed."

"Slaap zacht, Daan."
- "Droom zacht, Maaike."

dinsdag 22 mei 2012

Vliegtuig

Ze zat zuur voor zich uit te kijken. Ze zat op mijn stoel, de vrouw met het rost gekrulde haar; ik wou aan het kleine venstertje zitten. Maar in mijn plaats zat daar nu een zuurkijkende roste vrouw met gekruld haar. Ik hoop dat het raampje breekt en dat ze er met haar dikke kop doorgezogen wordt.

De piloot zegt wat in het Spaans. Ik kan geen Spaans, maar ik denk dat hij vertelt hoe mooi het weer wel niet is in Spanje. De zon gaat onder aan stuurboord. Ik weet niet of vliegtuigen ook stuurboorden hebben, of een roer, of zeilen, of zo'n plank om muiters af te duwen, maar het kan.

Ze is oranje, de zon die aan stuurboord onder gaat. Ze is al een stuk verborgen achter donkere wolken. De piloot moet gelogen hebben toen hij vertelde over zijn mooie vaderland; voorlopig ziet het er best bewolkt uit... vanuit de wolken gezien dan.

Ik ben best wel een beetje nerveus om dat mooie meisje terug te zien. We hebben gisteren gepraat via het internet. Ik zag haar, zij zag mij. Haar borstjes wou ze niet tonen, maar dat gaf niet. Ik zag ze langzaam in slaap vallen en dat vind ik ook best mooi.

Bij nader inzien lijkt het me een heel karwei om muiters van een plank uit een vliegtuig te laten lopen. Ik verwacht complicaties met betrekking tot de cabinedruk.

Over een klein kwartier zal ik ze weerzien, dat vreemd wezentje dat zegt dat ze graag bij mij zou zijn. Dan zal ze daar staan, in de luchthaven. Dan zal ik naar haar toewandelen en niet meteen weten wat te doen. Dan zal ik hopen dat ze me vastneemt en me kust. Misschien zal zij hetzelfde hopen en zullen we daar gewoon staan en daarna zwijgend naar haar huis rijden, maar ik hoop van niet.

De vrouw met de dikke kop haalt haar gsm al boven. Het is een iPhone, zo'n lelijke witte. Misschien is ze ook op weg naar haar Spaanse lief, maar dat ben ik niet zeker. Ik durf het ook niet vragen. Bovendien ben ik nog steeds een beetje boos omdat ze op mijn plaats zit.

Het is donker in Spanje. In Frankrijk is het nu nog licht. Dat is niet eerlijk en ook helemaal niet logisch als je niets kent van fysica. In warmere landen hoort het langer licht te zijn; dat zegt de logica. De realiteit zegt het tegenovergestelde.

Als er dan toch een plank zou zijn in het vliegtuig, zou ik die zuurkijkende roste uit het vliegtuig duwen. Daarna zou ik op haar plaats gaan zitten, die eigenlijk de mijne is, en de hele tijd naar buiten kijken.

Het vliegtuig gaat landen. Ik ben bang. Niet van het vliegtuig, maar van wat ik zal zeggen als ik dit meisje terug zie. Ik ben bang dat ze mij anders herinnerd, dat we niets zullen hebben om over te praten, dat ze niet met me zal willen vrijen. Ik ben bang dat ze zich vergist heeft.

Rechts van me kotst een meisje. Zij moet ook van de plank.

Ik hoop dat ze nog met me zal willen vrijen, dat meisje dat in de luchthaven op me wacht. Misschien wacht ze daar zelfs niet eens. Misschien laat ze me daar gewoon staan. Misschien heeft ze bedacht dat het vreemd is om me op te wachten, om me toe te laten in haar huis.

Ik kan niet meer terug. Of toch... de plank.

dinsdag 8 mei 2012

Zonsondergang

Ze keek me indringend aan. "Wat als ik het toch niet wil?" vroeg ze kalm. Ik zuchtte, we hadden het hier nu al zo lang over gehad. "Het komt wel goed." zei ik. Ik probeerde te glimlachen en dat probeerde zij ook. "Ik vertrouw je." zei ze. Ze nam mijn handen vast. "Maar laten we nog heel even hier blijven."

Ik ging in het gras liggen en gebaarde dat ik wou dat ze naast me lag. Ze legde haar hoofd op mijn borstkas en ik legde mijn arm om haar schouder. De zon was warm, maar niet meer zo fel als eerder die middag. Vanavond zou het misschien gaan stormen.

Ik rook aan haar haren. Zoals steeds deed de geur me denken aan die lange wandeling in het woud, ergens in de Vlaamse ardennen waarvan ik me de naam zelfs met veel moeite niet kon herinneren. We hadden er in het mos gelegen, net zoals nu, en ik had daar de geur van haar haren leren kennen. Sindsdien was ze in mijn herinnering van geuren één geworden met dat woud.

"Ben je bang?" vroeg ik.
- "Nee, niet echt." Ze zei het alsof ze het meende. "Jij?"
"Ik ben doodsbang." zei ik.
- "Ik ook."
Ze draaide haar hoofd zodat ze naar de bomen kon kijken.

Ik trok ze wat dichter tegen me aan en kuste haar hoofd. Met m'n hand ging ik over haar poep, naar boven onder haar t-shirt, over haar zachte rug. Ik voelde de littekenweefsels van alle keren dat ze zich in haar onhandige ongelukkigheid bezeerd had. Ik kende het verhaal van elk wondje; van het motorongeval dat een litteken op haar schouderblad achtergelaten had, over de schaafwond die ze opliep bij het snowboarden tot de kleine, ruwe plekjes die de chirurg over gelaten had bij het verwijderen van de talloze moedervlekjes. Ik had ze gekust en vertederd, die plekjes, en de gedachte dat ik die nu zou moeten missen viel als een baksteen op mijn maag.

"Heb je buikpijn?" vroeg ze?
- "Een beetje. En jij?"
"Nee, ik ben kalm."
Ze bleef even stil.

"Zal je mijn hand vasthouden?" vroeg ze.
Ik knikte, maar dat zag ze niet.
- "Natuurlijk."
Ze aarzelde.
"Tot het einde?"
- "Als je dat wilt."
Even stil.
"Ja, ik denk dat ik dat wil."

Er zat een eekhoorn in één van de bomen. Ze lag er naar te kijken, in stilte. Ze luisterde naar mijn ademhaling, ze ging met haar hand op zoek naar mijn hart. Ik probeerde mijn hartslag te voelen door haar vingers.

"Je hart slaat snel." zei ze.
Ik zei niets.

Ik ging rechtop zitten. Zij ging op haar knieën naast me zitten. Ik keek in haar ogen, die ogen waarin ik al zo vaak verdronken was. Die ogen die me in die vuile bar naar haar toe getrokken hadden. Die ogen die hadden gesmeekt op haar nu eindelijk te kussen en niet gewoon als een idioot voor haar te blijven staan.

Ik kuchte. Ik wist dat ik beter stil bleef, maar een plotse angst voor de toekomst begon me te verteren.
- "Wat als we nu eens gewoon in de auto stapten en naar Tibet reden?"
"Naar Tibet? Waarom naar Tibet?" vroeg ze.
- "Het is ver, ik kan nog lang bij je samen zijn."

Ze bleef me aankijken. Het leek alsof ze door mijn ogen in mijn schedel keek, op zoek naar mijn diepste gedachten.
"Het zou dom zijn, Daan." Haar linker mondhoek krulde zich tot een geforceerde glimlach die toch vertederend werkte.
- "Maar ik wil... vluchten".
"Abort mission?" zei ze lachend, deze keer voor echt.
- "Abort mission." zei ik, bloedserieus.
Ze schudde haar hoofd.
"Daan, mijn Daan."

Ik streelde over haar arm, zacht, de grove huid amper aanrakend.
"We moeten ermee doorgaan, Daan. Voor de anderen."
- "Wat kunnen mij die verdomde anderen schelen?" vroeg ik kwaad.
"Ze kunnen mij wat schelen, Daan." Ze keek streng.

- "Wat als ik niet zonder je kan leven?" vroeg ik.
Ik zou niet huilen, ik had haar beloofd dat ik niet zou huilen.
Ze dacht na. Ik voelde dat ze wat zou zeggen dat ik eigenlijk niet wou horen.
"Dan volg je me toch gewoon?"
Ik schudde m'n hoofd en trok haar lijfje dicht tegen me aan.

"De zon gaat bijna onder." zei ze zacht. "We moeten maar eens gaan."
Ik wou daar blijven zitten, tot de ochtend, om daarna gewoon terug naar huis te gaan.
Ze stelde zich recht en reikte me een hand toe. "Kom", zei ze, "het is tijd."

We klommen naar boven langs een smal pad. Soms moesten we takken wegduwen of door struiken waden om verder te gaan, maar een goed kwartier later kwamen we toch aan op de top van de berg. Een kleine open plek tussen de bomen bood een plateau waarvan we zowat de hele provincie konden zien. En net daar zou de zon straks onder gaan.

Zo stonden we daar, in die laatste zomerzon, arm in arm naar de wereld te kijken.
"Doe je 't voor de zon onder gaat?" vroeg ze zacht.
Ik knikte.
Zij knikte.
"Goed."

Ze deed een stapje achteruit en begon zich langzaam uit te kleden. Ze bleef in mijn ogen kijken, haar ogen niet afwendend. Ze schaamde zich niet voor haar lichaam, ze had een mooi lijfje. Ze glimlachte toen ze haar onderbroek uit deed.

Ze wenkte me. Ik deed een paar stappen naar voor en bleef staan terwijl ze me uit begon te kleden. Ze kuste m'n buik, m'n schouders, m'n rug en tot slot mijn lippen. Ik zag hoe ze zachtjes huilde.

Ze nam mijn hand en trok me mee naar een klein grasveldje op het plateau. Daar ging ze in het gras liggen en trok ze me naar zich toe. We vreeën.

Naast ons begon de zon steeds dieper onder de horizon te zakken. Ze kuste me en fluisterde in mijn oor dat het tijd was. Ik nam met mijn linkerhand haar linkerhand vast en keek in haar ogen. "Ben je zeker?" fluisterde ik. Ze knikte. Ik legde m'n rechterhand op haar keel en kuste haar lippen.

Ze worstelde niet. Ze bleef de hele tijd in mijn ogen kijken. En ik huilde pas als het licht in haar ogen was gedoofd.

maandag 9 april 2012

Angie 2

(In english, for once.)

Angie looked at me with her big, dark eyes.
"Give me your number, just in case we lose eachother."
I searched for a pen, but couldn't find one.
- "I don't have a pen." I said. "But we won't lose eachother."
She smiled. "Okay."
I took her in my arms and kissed her.
- "It's only for one hour. I'll meet you at the station."

She thought for a second.
"Yes, you're right."
She paused.
"But let's say goodbye, just to be safe."
- "No worries, I'll be there."
"But, just to be sure..."
I smiled. I softly stroke her hair.

- "Okay" I said. I squashed her body in my arms.
- "I had a wonderful time, Angie."
"I had too."
- "And it makes me a bit sad to see you go."
"I don't want to go."
- "I know."

"I really like you."
- "I really like you too."
"Let's meet up later."
"Let's."

She took her bag.

"So, I'll see you in an hour?"
- "Yeah, I'll be there."
"Okay."

She hugged and kissed me again.
Then she opened the door, gave me one last kiss and walked down the stairs.

When she left I realised I didn't know which station I was supposed to meet her. But maybe it was supposed to be like that.

zondag 8 april 2012

Angie

Verdomme. Hij stond aan het verkeerde station. De metro zou er vijftien minuten over doen om naar het juiste station te gaan, vijftien minuten die hij niet had. Hun valse, onvolledige wat-als-we-elkaar-niet-meer-vinden nood-afscheid zou het definitieve afscheid worden. Had hij geweten hoe hij moest huilen, hij zou het nu doen.


Ze vroeg of hij ergens anders heen wou gaan, naar een plek waar men kon dansen. Hij stemde meteen toe, wenste het barmeisje een goede nacht, liet zijn collega's in de steek en stond even later buiten in de koude straten van Parijs. En zij stond er ook, op hem te wachten.

Ze stond in volle schoonheid tegen een auto geleund, een sigaret tussen haar vingers en een glimmende grijns op haar gezicht. Een Spaanse schoonheid, maar dan eentje van een meter vijftig-nog-wat. Donkere ogen, haren waar niets mee aan te vangen viel, ze zei me dat haar vrienden haar The Lion King noemden.

Ze nam hem mee naar een gorenclub met veel te veel mensen en veel te duur bier. Ze nam hem mee naar een rokerskot in diezelfde club met veel te veel mensen en veel te veel rook. Ze zei dat hij lief was. Hij kustte haar, in de rook. Ze vroeg of ze bij hem mocht blijven. Hij zei dat hij dat blij mee zou zijn.

Angie was haar naam. Het was niet echt haar naam, maar hij dacht aan het liedje en zag de wolken open gaan. Ze sliepen samen ophet kleine bed, omdat zijn zus het grote bed had ingenomen. Hij wou niet vrijen omdat zijn zus in dezelfde kamer lag. Haar kon dat niet zoveel schelen. Toch wachtten ze tot 's ochtends de zus en haar vrijer waren verdwenen.

Hij wou haar zeggen dat hij van haar hield, maar begreep dat dat onaangepast was; dus stamelde hij "I like you" in haar oor. Ze bleef de hele dag in zijn armen liggen. Eén dag hadden ze samen met elkaar, morgen zou ze vertrekken.

Ze sliepen, ze vrijden, ze keken naar een film. Buiten raasde Parijs, maar dat hadden ze niet nodig. Binnen was het kalm en rustig en konden ze samen hun kater verwerken.
Ze hield van zijn ogen; hij hield van haar haar.

's Nachts gingen ze weer naar buiten. Ze aten wat, hoewel hij geen honger had. Ze vertelde over haar familie, hij over de zijne. Ze vertelde over haar werk, hij over het zijne. Ze vertelde over haar angsten, hij over de zijne. En hij wou dat ze dezelfde taal spraken.

Het was middernacht toen ze besloten de trappen naar de Sacré Coër te beklimmen. De klokken luidden en ze gingen zwijgzaam naar binnen. Ze waren vergeten dat het paasmis was.

Ze huilde omdat ze zoveel goedheid zag. Ze huilde odat ze hoop had voor de mensheid. Ze huilde omdat ze niet in God, maar wel in deze mensen geloofde. Hij na haar vast en fluisterde dat het goed was.

Een man vroeg zijn meisje ten huwelijk op de trappen van de Sacré Coër. Hij twijfelde even hetzelfde te doen, maar besloot zich sociaal-aanvaardbaar te gedragen.
Ze verdwaalden, maar kwamen toch weer thuis. Ze vrijden en vielen daarna snel in slaap. Hij wou niet dat het ooit nog ochtend werd.

Ze ging weg. Ze spraken af aan het station. Hij besefte dat hij met haar mee zou moeten gaan, maar moest zijn spullen nog bij elkaar rapen. Ook wou hij nog douchen. Ze namen afscheid. Ze namen tijdelijk afscheid. Ze namen afscheid voor een uurtje, maar zij wou voor de zekerheid afscheid nemen voor goed.

Hij zei dat hij haar terug wou zien. Zij zei dat ze hem teug wou zien. Ze zei dat Spanje niet zo ver was, hij zei dat ze het wel zouden halen. Beide beseften ze dat ze mekaar waarschijnlijk nooit meer terug zouden zien.

Hij nam de metro naar Paris Nord. Hij dacht dat alle internationale treinen daar vertrokken. Hij zocht haar. Hij zocht de uren van haar trein op en ontdekte dat hij aan de andere kant van Parijs moest zijn. Hij besefte dat hij het niet meer zou halen. Hij wou zachtjes huilen, maar dat lukte hem niet.
Dag meisje van Spanje.

woensdag 4 april 2012

Ik zie je ooit wel weer

Ze deed alsof ze niet zag dat ik naar haar zat te kijken. We zatten aan het rafeltje. Zij, in haar gescheurde, beige broek; ik, met mijn baard van twee weken. De barman sloot de deur en de gordijnen en zette een asbak voor onze neus. We rookten zwijgend.

"Dus, Daan..." begon ze. Ze steunde met haar elleboog op tafel en hield haar sigaret naast haar gezicht. "Hoe gaat het met je?"
Ik keek in het rode puntje van mijn sigaret, trok de rook in mijn longen, keek het meisje in de ogen en blies de rook naast haar gezicht uit.
- "Goed, zeker..."
"Ik heb je al lang niet meer gezien."
- "Ik weet het."
Ik nam een slok van het glas wijn dat voor m'n neus stond. M'n derde.

- "Heb je me gemist?" vroeg ik.
Ze staarde bedenkelijk in de verte.
"Soms."
- "Wanneer dan?"
Ze zuchtte.
"Als ik dronken was. Of eenzaam. Of als ik je online zag staan."

"Heb jij mij gemist?" vroeg ze.
- "Elke dag."
"Leugenaar."

Ik dronk de laatste wijn op en ging aan de toog twee nieuwe glazen bestellen. Toen ik terug kwam zat ze naar haar gsm te staren.

- "Roept de verre wereld je al terug?" vroeg ik.
"Ja."
-"Blijf je lang?"
"Ik weet het nog niet."

Ze dronk in één teug de helft van het glas wijn leeg en rolde een nieuwe sigaret.

"Ik denk niet dat ik het kan, Daan."
- "Wat kan je niet?"
"Dit alles, dit leven."
- "Waarom kan je 't niet?"
"Ik kan het gewoon niet."

De barman begon naast ons stoelen op de tafels te zetten.

- "Blijf je tot na de winter?"
"Ja, ik denk het wel."
Nog een zucht.
"... als ik een huis vind."

- "Kom je even bij mij wonen?"
"Ik denk niet dat dat een goed idee is."
- "Ik weet het." zei ik. "Toch ben je welkom."
"Ik zal er over nadenken."

Ik vroeg of ik een sigaret mocht rollen. Mijn tabak was op.

- "Ik zou 't niet meer mogen verlangen, hé." zei ik.
"Nee, Daan." Ze blies rook boven mijn hoofd uit. "Het zou beter zijn van niet."
- "Toch doe ik het."

De barman kwam ons melden dat we op moesten hoepelen. Het was 's nachts nog altijd koud buiten.

"Gaan we naar huis?" vroeg ze.
- "Ja." zei ik. "Ik ben te moe en te dronken."

Ze twijfelde.

"Mag ik dan met je mee?"
- "Ja." zei ik.

En die nacht leek het alsof er eigenlijk weeral niets was veranderd.

woensdag 28 maart 2012

Derde monoloog

(Ze zit op de stoel recht tegenover me. De gordijnen van de kinky star zijn gesloten en de asbakken zijn op tafel gezet. Nu zijn we allemaal persoonlijke vrienden van de chef, wiens naam ik niet ken. De muziek staat loeihard, maar zij kan liplezen; of dat hoop ik toch.)

Je hoeft niet te huilen, schat. Daar ben je toch te intelligent voor, om je tranen te laten stromen? Het is idioot en het maakt je lelijk. Gelukkig draag je geen mascara, anders was het al helemaal geen zicht. Maar echt, je bent toch slimmer dan dat, of toch minstens meer verbitterd?

Het doet er toch helemaal niet toe, dat weet je best. Je hebt je al lang van al die idiote illusies ontdaan. Je droomt er soms nog van, die zomernachten dat je nog niet beter wist. Maar nu weet je wel beter, dus gedraag je daar naar.

Je bent ook al zo oud, de verkeerde kant van twintig. Over een paar jaar is het simpelweg afgelopen, dan geeft het al helemaal niet meer. Nog enkele lentes en we lachen erom op ons sterfbed.

Hoe voelt het eigenlijk, om zo oud te zijn?

Pas op, ik weet best dat ik je op de hielen zit. Ik kocht vorige week mijn allerlaatste go-pass. Ik denk zelfs dat ik die niet meer volledig zal kunnen gebruiken. Dan verkoop ik hem door aan iemand die verder van het einde zit.

Heb jij trouwens al een testament? Boudewijn De Groot schreef het zijne eerder.

Waarom rook je geen sigaret? Ik weet dat je ertegen bent en dat jij veel beter weet dan je longen met die smerigheid te bevuilen, maar doodgaan doen we toch. Sommigen dementerend in een rolstoel, anderen rochelend en hijgend op de stoep. Ben jij een rolstoelmens, meisje?

Kom, stop nu met huilen, zo serieus bedoelde ik het niet.

Hier, ik heb er eentje voor je gerold. Je hoeft 'm niet helemaal op te roken, neem gewoon een paar trekjes. Natuurlijk weet ik dat het niet je eerste sigaret is, maar misschien heb je er gewoon nog niet van leren genieten.

Er was nog zoveel dat ik wou doen tegen volgende week. Ik geef het toe, mijn dromen waren idioot en materialistisch, maar ik had echt gehoopt tegen volgende week genoeg duiten te hebben om voor jou te kunnen zorgen. Ik faalde, liefste meisje, maar dat is helemaal niet zo erg want lang zal het toch niet meer duren.

Nee, 't is niet omdat je een patattenneus hebt. Ik zei al dat ik er ongelofelijk van hou. Ik weet niet hoe dat komt, die passie voor neuzen. Er was eens een meisje met zo'n scherpe haakneus; je kent dat wel, zo'n Franse neus met zo'n hoek in het midden. Ik vond haar het allermooiste meisje van de hele wereld! Op een dag had ik voldoende zelfvertrouwen om haar te versieren en 's nachts lagen we te kussen in de zetel.

We konden er niet zoveel van, dat meisje stak haar tong gewoon uit. Heel mijn gezicht vol van haar speeksel! Ze had ook een vreemde tong, een vierkante. Maar die neus en die tong, die zal ik nooit vergeten.

Moet je nog wat drinken? Ze schenken hier Maes.

Ik heb nooit de moed gevonden om dat meisje nog eens uit te vragen. Nu is ze samen met een andere klootzak en zal ik haar waarschijnlijk nooit meer zien. Maar dat tongetje, dat mis ik soms.

Kijk, dat is het probleem ook een beetje, meisje: het is allemaal verdomme je eigen schuld. Ik heb je niet gevraagd om naar hier te komen, ik heb je niet gevraagd om in de zon te liggen tot het avond werd, ik heb je niet gevraagd om op mijn schouder in slaap te vallen. Ik heb elke vorm van initiatief op heel laffe wijze in jouw handen gelegd. Zo treft mijzelf dus geen schuld.

Kan je genieten van je sigaret? Het verlicht de gevoelens, niet?

Ik wil je best mijn wereld geven, meisje. Je mag je nestelen in mijn saaie chaos en in de zetel een boekje lezen. Je mag op mijn schouder wachten tot het voorbij is, over enkele jaren. Je mag je idiote kunstzinnigheden uitvoeren op mijn bed. Je mag je handen in de mijne leggen en vragen ze te beschermen tegen de kou. Je puisten zal ik uitknijpen als je dat wilt. Ik zal van je houden en enkel nog subtiel flirten met de meisjes in de kroegen, zodat jij het niet ziet. Vertrouw me, meisje, het kan mooier saai zijn dan in die idiote komedies die je stiekem zo graag ziet.

Maar; meisje, mijn meisje, vraag me nooit meer om mee te gaan naar een optreden van Sigur Ròs.

(Ik weet het; meisje, m'n meisje, je vraagt je af of dit écht over jou gaat. Daarom stel ik je gerust, ik heb het helemaal voor jou geschreven. Helemaal voor jou alleen.)

maandag 26 maart 2012

Tweede monoloog

(Ze lag naast me in het gras. Zij, met haar verblindende schoonheid, ik met een baard van anderhalve week en een stinkende sigaret tussen mijn lippen geklemd. De zon scheen en ergens was iemand een barbecue aan het aansteken. Het was lente, warme lente; het was de voorbode van een warme zomer.)


Ik jaag je op, hé. Ik jaag je op terwijl ik op je jaag. Ik weet het, je bent een beetje bang. Je vraagt me af wat die kerel in godsnaam van je wilt. Je vraagt je af of je wel veilig bent, of het geen slecht idee was om hier te komen. Je vraagt je af of je beloftes hebt gedaan, subtiele beloftes met je ogen. Maar vooral vraag je je af wat ik van je verwacht, niet?

Het geet niet, meisje, ik verwacht helemaal niets van je. Ik ben eigenlijk gewoon een beetje aan het wachten. Op wie ik wacht? Op niemand. Ik wacht gewoon tot er eens iets magisch gebeurt. Je weet wel, die dingen die in die films gebeuren. Een meisje dat naast je komt zitten in de trein en met wie je daarna Berlijn doorkruist, zulke dingen.

Waarom ik dan wel met je wou afspreken? Omdat ik niet alleen wil wachten. Begrijp me niet verkeerd, meisje, ik wil niet samen met je wachten, ik wil gewoon plezier beleven terwijl ik wacht. Misschien gebeurt dat magische moment trouwens met jou, terwijl we hier op een dag in de zon liggen en die fles wijn opdrinken. Misschien zie jij dan wat in mijn ogen dat je nog niet eerder zag en verteder je me met jouw liefde. Misschien vind ik je neus dan plotseling niet meer aardappelvormig en je persoonlijkheid niet meer gekrenkt-dikkenekkerig.

Alles kan, liefste meisje. Maar probeer er niet aan te denken.

Ik wil ook niet dat je van me houdt. Ik wil dat je hier in het gras komt liggen en dat je je hoofd op mijn schouder legt. Misschien zal je mijn zweet ruiken, maar ik hoop dat je dat niet erg zal vinden. Als je liever gewoon naast me ligt, mag dat ook, maar geef me de wijn dan even aan.

Heb je zin om te zwemmen? Ik wel. Het water is ijskoud, maar daar kan ik best tegen.

Wil je nog wat blijven? Niet alle dagen zullen als deze zijn. Soms zal ik je vergeten en je de hele dag negeren. Soms zal ik bruut zijn en je afsnauwen. Als je wilt mag he me dan vergeven. Je mag me ook verlaten. Dat zal dan pijn doen, maar ik zal beseffen dat het nodig was en verder wachten.

Natuurlijk zie ik je wel graag, meisje.

Maar je mag niet vergeten dat ik wacht, meisje. Ik wacht en ik weet niet zeker of dat ik op jou wacht. Misschien wel, maar dat kan ik nu nog niet zeggen. Maar voorlopig met je je hoofd ook gerust in mijn schoot leggen. Ik ben niet zo'n brede mans-mens, maar ik zal je beschermen zo goed ik kan. Ik heb al eens een jongen die groter was dan mij neergelegd. Daarna rende ik snel weg. Verder vertrouw ik op de politie om de vechterbazen die het op mij gemut hebben, onder controle te houden.

Ik wil maar zeggen, voel je maar veilig bij me, zolang je niet jaloers wordt kan er je hier niets gebeuren.

Ik streel graag je schedel. Heb je dat graag, dat ik door je haar woel? Of in je nek, heb je dat graag? Sluit maar even je ogen, als je wilt mag je doen alsof ik iemand anders bent. Ik zal het niet aan mijn hart laten komen.

Slaap maar, lief meisje. Of moet ik eigenlijk al vrouw zeggen? Mevrouw, zelfs, misschien? Waar ligt die grens? Ligt die op zesentwintig? Ik ben een man, dan. Ik wil geen man zijn, meisje, ik wil een jongen zijn.

Je slaapt. Slaap je al lang?
En zal je nog lang dromen? Want mijn been slaapt ook.

woensdag 21 maart 2012

Over het hoofd op mijn schouder

"Kom je even naast me zitten, meisje?" Ze ging zitten en we keken hoe een wesp haar weg probeerde te vinden in een leeg flesje cola. Sinds het lente was geworden was de zon weer harder beginnen schijnen, dus zaten we in t-shirt op het bankje. De wouden rond ons fluisterden ruisend dat het goed was. Ik nam de krant die zij meegebracht had, rolde hem tot een mepper en sloeg de wesp dood.

Ze vroeg niet waarom ik het gedaan had. Ze was al even gestopt met te vragen waarom ik dingen deed waar zij niet mee akkoord ging. Ik vroeg me zelfs af of het haar eigenlijk nog wat deed, mijn tegendraads gedrag en mijn asociale houding tegenover haar vrienden. Toch bleef ze terug komen, toch bleef ze haar hoofd op mijn schouder leggen en zwijgen.

"Hoe was je week?" vroeg ze, nadat ze haar hoofd op mijn schouder gelegd had en we zwijgend naar de dode wesp hadden zitten kijken.
- "Viel wel mee" zei ik zuchtend. "Alles valt wel mee."
"Had je 't druk?"
- "Nee, het is al lang niet meer druk geweest."
"Dat is goed voor je" zei ze.

- "En hoe was jouw week?"
"Vermoeiend."
- "Hoezo?"
"Ik heb weer veel te veel nagedacht."
- "Over?"
"Over alles. Over wat ik nu eigenlijk wil doen met mijn leven. Je weet wel, die levensvragen die steeds terugkomen en nooit beantwoord worden."
- "Het geeft niet, het komt wel vanzelf."
"Denk je?"
- "Ja." zei ik.

Een mus kwam de kruimels oppikken die onze lunch achtergelaten had. Even keek hij naar ons, om te kijken of we geen bedreiging vormden. Ik knikte naar de mus dat het goed was, en hij draaide zijn kopje en concentreerde zich terug op de kruimels.

"Ik ben blij dat ik in het weekend bij jou kan komen" zei ze zuchtend.
- "Ik ben blij dat je elk weekend komt." zei ik glimlachend.

Een tweede mus landde naast de eerste mus en begon ook wat kruimels te pikken.

"Slapen we in de auto vanavond?" vroeg ze.
- "Als je daar zin in hebt." zei ik.
"Ja, ik denk het wel." zei ze. "Ik wil hier blijven."
- "Ok" zei ik.

Ze ging op het bankje liggen en legde haar hoofd op mijn schoot. Ze legde haar hand over haar ogen om zich te beschermen van het felle licht van de blauwe hemel, maar na een paar minuten werd ze er aan gewend en keek ze naar mij.

"Je hebt een litteken op je kin." merkte ze op.
- "Ja, dat is van toen ik gevallen ben met de fiets."
"Wanneer was dat?"
Ik had er geen idee meer van. Lang geleden.
- "Toen ik zestien was, denk ik."

Ergens hoog boven ons vloog een straaljager voorbij. De mussen vlogen weg.

"Mag ik bij je blijven?" vroeg ze.
Ik boog me voorover en kuste haar.
"Voor altijd?"
Ik keek in haar ogen. Zij keek in mijn ogen. Ik hield van haar ogen.
- "Nee." zei ik.

"Waarom niet?" Ze keek beteuterd.
- "Omdat we niet van elkaar houden."
"Hou je niet van mij, dan?"
- "Ik hou zielsveel van jou."
"En ik hou van jou!"
- "Misschien." zei ik. "En toch houden we niet van elkaar."

"Waarom niet?"
- "Omdat we vergeten zijn hoe dat moet."

Ze draaide haar hoofd op mijn schoot zodat ze naar het bos kon kijken. Eén van de mussen was teruggekeerd naar de kruimels.

"Voor eventjes dan." zei ze.
- "Voor eventjes." zei ik.

Het woud fluisterde ruisend dat het goed was.

maandag 19 maart 2012

Over het meisje dat de wereld was

"Zet je", zei ik; ze ging zitten. Ik zette een pint voor haar neus. "Maes", zei ik. "Je moet het leren drinken." Ze keek me pruillipperig aan. - "Maar ik lust geen maes." Ik zette een tweede Maes voor haar neus. "Deze drink je op als de vorige leeg is." zei ik. Het meisje stelde zich recht, keek kwaad naar me, zag in mijn ogen dat ik het meende, ging terug zitten en nam een slok van het bier dat ik haar voorgeschoteld had.

Het keukentafeltje was vuil. Ik had het misschien moeten wassen, maar dat had ik niet gedaan. In de pompbak stond een afwas van twee weken oud. Het stonk in het krot dat ik gemakshalve en voor een zeer klein bedrag bezette.

"Wat verwacht je van me?" vroeg ze.
- "Niets" zei ik naar waarheid. "Ik verwacht helemaal niets van je."
"Waarom liet je me dan naar hier komen?"
- "Omdat dat is wat de mensen doen."
"Welke mensen?"
- "Alle mensen."

Ik dronk van mijn bier en stak een sigaret op.

"Ik kan niet tegen rokers." zei ze.
- "Dat geeft niet." antwoordde ik kort.
Ik blies de rook boven haar hoofd uit.
Ze sipte van haar bier.

Het meisje keek rond.
"Ik vind je huis maar grauw, Daan."
- "Dat geeft ook niet."
"Ik dacht eigenlijk dat je veel geld verdiende..."
- "Dat doe ik ook."
"Waarom woon je dan hier?"
- "Omdat ik daarvoor koos."
"Waarom?"
- "Ik voel me hier thuis."

"Verleid je steeds meisjes op deze manier?" vroeg ze.
- "Nee."
"Probeer je me te verleiden?"
- "Ja."
"Vind je dat het goed gaat?"
- "Ik denk van wel, ja."
"Waarom?"
- "Omdat je niets liever wilt dan naar deze nederige vuiligheid terug te keren."

Het meisje haalde haar neus op.
"Waarom zou ik hier willen blijven?" vroeg ze.
- "Omdat ik je hier niet kan redden."
"En is dat goed?"
- "Ja. Je wilt niet gered worden. Je wilt miserie."
"En dat moet hier?"
- "Ja."

Ze zuchtte.
- "Eigenlijk vind ik je niet eens zo mooi." zei ik.
"Waarom vraag je dan of ik naar hier kom?" zei ze geërgerd.
- "Omdat je me aan iemand doet denken."
"Wie dan?"
- "Een meisje."
"Welk meisje?"
- "Het meisje van m'n leven. De vorige, bedoel ik. Ze had ook krullen en een dikke neus."
"Vind je dat ik een dikke neus heb?"
- "Een patattenneus, ja."

Het meisje dronk de rest van haar eerste pint op en stond stond furieus recht. Ik deed op mijn beurt haar tweede pint open en goot haar glas weer vol.

"Als je denkt dat ik naar hier ben gekomen om beledigd te worden..."
- "Je mag altijd gaan."

Ze wachtte. Ik zat een radeloze woede verborgen in haar donkere ogen.
Daarna ging ze terug zitten.

- "Ik bedoelde het trouwens als een compliment."
"Hoezo?"
- "Je neus. Ik vind 'm prachtig."
"Je noemde het net een patattenneus!"
- "Ja. Maar hij is prachtig."

We bleven even in stilte aan de vuile tafel zitten. Buiten hoorde we een sirene met bijpassende wagen voorbij rijden. Het meisje was op zoek naar wat om over te praten. Ikzelf stak een tweede sigaret op.

"En nu?" vroeg ze. "Wat doen we nu?"
- "Wat jij wilt." zei ik.
"Goed", zei ze, "dan wil ik met je vrijen."
- "Ok." zei ik.
"En wil je me daarna even vastnemen?" vroeg ze.
- "Ok." zei ik.
"En zachtjes lief voor me zijn?"
- "Ok."
"En me troosten als ik droevig ben?"
- "Ok."
"En me redden van wat ik gered moet worden?"
Ik lachte. - "Meisje, m'n meisje, dat kan niemand nog."

woensdag 14 maart 2012

Guilty pleasures - #wijvenweek dag 2

Ze strompelde de trap af. De deur van het toilet liet ze open staan terwijl ze de inhoud van haar ingewanden spetterend in de toiletpot dumpte. Het kon haar niet schelen, ze was toch alleen thuis. Enkel Sloerie, haar Perzische langhaar kat, lag in de zetel te slapen. Terwijl ze zat te schijten stak ze haar eerste sigaret op.

De puist achter haar oor was nog steeds niet verdwenen. Ze kon er moeilijk mee om, met die puist. Het leek alsof hij precies op dit moment in haar leven was gekomen om de ondragelijkheid nog dat ietsje ondragelijker te maken.

Ze kuiste haar gat af, deed haar broek terug aan en keek in de spiegel. Ze had haar schminken masker er de vorige dag niet afgehaald, dus leek haar gezicht nu op een palet van barsten en kraters. Ze gaf een beetje over in haar mond en waste snel haar gezicht. De huid die onder het masker zat was ruw en korrelig. Ze haatte haar sproeten, maar een dik half uur later waren ze verdwenen onder een halve kilo concealer.

Er was weinig verkeer, ze was snel aan het station. Er was niemand die ze kende. Er waren wel twee jongens die naar haar zaten te loeren. Ze vond het fijn dat die jongens naar haar zaten te loeren, maar wierp hen toch beide een geïrriteerde blik toe. De jongens leken meteen een grote interesse in hun tenen te hebben.

Nog drie minuten en de trein zou aankomen. Ze nam snel nog een nieuwe sigaret die ze met de vorige sigaret aanstak. Het was niet zo ver, maar ze kon de extra nicotine vandaag gebruiken. Gisteren ook, trouwens. Naar alle waarschijnlijkheid morgen ook.

Een afgrijselijk geschreeuw steeg plots op uit de diepte. "Daanette!" hoorde ze iemand roepen. Ze keek en zag Sandra de trap op komen. Ze had een rode hoed op. Daanette haatte de hoed meteen. Of misschien haatte ze Sandra gewoon.

"Sandraaah!" riep Dannette, terwijl ze naar Sandra toe rende. "Hoe gaat het met je?"
- "Goed hoor, en met jou?" vroeg Sandra.
"Nou, dat gaat, dat gaat."

Het was even stil.

- "Heb je dat gehoord, van Kim? Ik heb gehoord dat ze met een andere man naar huis is gegaan?"
"Is het echt?" vroeg Daanette.
- "Ja, het is zo'n slet." giechelde Sandra.

De trein reed het station binnen. Daanette keek naar de gele koplampen die een felle lichtbundel voor de trein uit gooiden. Ze keek naar de stalen wielen die langzaam dichterbij kwamen. Ze deed haar ogen toe en voelde de daverende trein. Ze deed alsof ze de trilling tot in haar vagijn kon voelen. Ze voelde hoe haar hand zich, onbewust, een vuist maakte. Ze voelde hoe haar lichaam begon te bewegen.

De eerste klop was recht op de wang van Sandra. Ze zag in slowmotion hoe de lip van Sandra open spatte en het bloed eruit spoot. De tweede klop was een linkse, recht op Sandra's kin; Daanette dacht dat ze daar binnen iets hoorde breken. En daarna een duw. Ze zag nog net hoe Sandra met haar voorhoofd op één van de rails terecht kwam.

De trein reed daverend voorbij en kwam piepend tot stilstand.

Daanette gooide haar sigaret tussen de trein en het platform. Ze stapte op. Ze voelde zich kalm en beheerst. Ze ging zitten in de rijrichting. Ze werd niet misselijk van achteruit rijden, maar ze vond het leuker om naar voor te kijken, naar de langsrazende koeien. Sandra kwam naar haar zitten.

"Heb je veel werk vandaag?"
- "Ja", loog Daanette. "Erg veel."

maandag 12 maart 2012

De voorgevel - #wijvenweek dag 1

Zuchtend en puffend werd ik wakker. Hoewel ik de dag ervoor slecht twaalf flessen rosé wijn opgesipt had, gedroeg mijn maag zich als een opstandige kleuterklas. Met mijn ogen nog half dicht rijkte ik naar het halfvolle glas wijn dat nog op mijn nachtkastje stond, een overschotje van gisteren. Ik goot het binnen en greep daarna naar het pakje sigaretten dat ernaast lag. Terwijl ik rookte bedacht ik wat voor een ongelofelijke klotedag het vandaag weer zou zijn.

De spiegel loog vandaag weeral niet. Achter mijn oor had ik nog steeds mijn puistje. Ik haat puisten. Het was nu toch alweer een paar jaar geleden dat ik voor het laatst last had van puisten, maar nu had ik er dus één achter mijn oor. Onzichtbaar, had Sandra gezegd, maar ik wist dat hij er was en ik wist dat de dag zou komen dat iemand anders hem zou zien. Ik zou vanaf die dag bekend staan als "puistoor" en de andere mensen zouden vanaf dan bananenschillen en uitwerpselen naar mij gooien. Het was, met andere woorden, van vitaal belang dat die lelijke klote puist achter mijn oor nooit gezien zou worden.

De grote betonmolen kwam krakend in beweging. Ik vulde hem met cement, zand en water, elk in zeer precisieuse hoeveelheden. Veel mensen zijn de kunst van het cementmixen vergeten, maar ik neem genoegen in mijn werk. Als laatste element voegde ik het pigment toe. Het had drieduizend euro gekost om dit specifieke roze te laten mixen. Een kleurtechnicus had met een elektronenmicroscoop mijn huid geanalyseere en deze speciefieke kleur voor mij gemaakt.

Na het mixen bracht ik de cement met een truweel aan op mijn gezicht. De moeilijkheid bestaat erin een egale laag aan te brengen. Veel mensen zeggen dat een dun laagje volstaat, maar ikzelf ben een fervent voorstander van een ietwat dikkere laag. Een egale schil van twee centimeter fundering voelt voor mij het beste aan. 

Tijdens het uitharden van de mortel las ik wat in de flair. Er stond een artikel in waarin de grote sterren van de Vlaamse mediawereld hun orgasmes besproken. Ik las ze allemaal, maar kon me in geen van hen vinden.

Toen de mortel uitgehard was nam ik de spuitbussen met extra kleurpigment om het resultaat uit te werken. Het roze was ook vandaag weer netjes perfect egaal, ik had weer goed mijn best gedaan. Op mijn kaken bracht ik een rood blosje aan, mijn lippen kleurde ik bloedrood en mijn wenkbrouwen donker bruin. Daarna voegde ik glitters toe.

Ik had nog een half uur om mijn haar te doen. Dat was eigenlijk te weinig, dus schoor ik het af en zette een pruik op. Daarna vertrok ik naar mijn werk.

Sandra zag er weer stralend uit. Gillend renden we op het perron naar elkaar toe. We gaven elkaar een knuffel, sprongen enkele keren in de lucht van blijdschap, gaven elkaar een innige kus op de mond en zeiden tegen elkaar dat we er prachtig uitzagen. Het was waar, Sandra zag er prachtig uit. Haar mooie, blonde haren waaiden in de wind. Mijn eigen haren konden daar niet tegenop. Ik vond Sandra daarom een krenterige trut. Eigenlijk mag ik haar helemaal niet zo.

Karel lachte naar mij op het werk. Hij zei dat ik er stralend uit zag. Ik zei dat ik er altijd stralend uitzie. Daarna zei ik dat hij me gerust moest laten.

's Middags moest ik even huilen op het toilet. Gelukkig kon ik mijn tranen snel drogen.

Karel vroeg of ik wat wou gaan drinken. Ik loog dat ik met Stephanie had afgesproken. "Een andere keer dan", zei hij. Ik zei "misschien". Hij leek teleurgesteld. Ik vroeg hem of hij mijn puistje al had gezien, hij zei dat hij niet wist waarover ik het had. Ik toonde hem het puistje, hij zei dat het een mooi puistje was.

Ik schreef een briefje aan mezelf waarin stond dat ik niet mocht vergeten naar de winkel te gaan. Het briefje hing ik aan de rand van mijn computerscherm. Ik schreef er niet op dat ik voornamelijk rosé wijn moest kopen.

Sandra gaf me de naam van een product dat volgens haar alle puisten op twee dagen weg krijgt. Het is iets Indisch en ik vertrouw het niet. Dat hele alternatieve gedoe vind ik maar wat voor hippies. Zelf voel ik me allesbehalve een hippie.

Ik wenste Karel een goede avond. Sandra's bureau liep ik bewust voorbij. Morgen zal ik wel uitleggen dat ik erg gehaast was.

vrijdag 9 maart 2012

God en Satan - Eerste bedrijf

God zat bedachtzaam voor zich uit te staren. Daarna richtte hij zijn blik weer naar de man die voor hem zag; de man die met pretoogjes naar hem zat te grinzen. "Wat denk je, Godmans, doen we het?" God streek met zijn hand zijn baard recht, leek diep na te denken en zei daarna "Goed, we doen het." Satans grijns werd groter.

Ze hadden elkaar een paar uur eerder in diezelfde kroeg ontmoet. God, een langzaamaan kalende vijftiger die niet wist wat te doen met zijn leven, Satan een jonge dertiger met een rode kop en rode horentjes op zijn voorhoofd. Satan had God een whisky aangeboden en God had zo'n aanbod niet afgeslagen. En het was niet bij die ene whisky gebleven, het duurde niet lang of de barman had de fles gewoon op de toog gezet. Ze was bijna leeg ondertussen.

"Luister eens, Godmans..." was Satan begonnen. Het is opmerkelijk hoeveel onheil wel niet begint met "Luister eens". "Ik loop al een tijdje met een idee in mijn hoofd."
God had gezegd dat hij luisterde.
"Ik heb wel al wat over je gelezen, Godmans." ging Satan verder. "Dat ding dat je daar doet met de mens enzo, baanbrekend onderzoek, erg interessant."
- "Dank je." had God gezegd. God had daarna zijn glas leeggedronken waarop Satan het terug vulde.
"... maar ik vind dat je verder moet gaan."
- "Hoezo?"
"Wel, nu is het wel leuk enzo, maar waar is de commerciele waarde?"
God had Satan daarop minachtend aangekeken en gezegd dat hij een wetenschapper was.

"Laat me duideljker zijn, Godmans." Satan haalde een schetsboek boven en opende het ergens in het midden. Op de tekening stond een man afgebeeld die levend in brand gestoken werd door een menigte woeste weerwolven. "Zie je dit?"
God zag het.
"Dat is wat je publiek wilt zien!"
God schudde zijn hoofd.
- "Hoe kan ik dat nu doen?" vroeg God.
"Simpel" zei Satan, "gewoon een klein beetje meer werk."
"Je moet ze ophaasten, Godmans. Die mens van jou zal pas echt reactief worden als je ze wat opjaagt."

God dronk nog een whisky. Hij had inderdaad een vergrote reactiviteit waargenomen in hagelijke, doch compleet natuurlijke situaties.
- "Wat wil je dan doen?" vroeg God.
"Simpel, Godfried. Het enige wat je meot doen is mij één server geven waar ik mag doen wat ik wil."
- "Nog een server? Ik krijg de huidige servers nog niet gevuld" opperde God.
"Je hoeft 'm niet te vullen God, dat zal ik zelf wel doen."
- "Maar hoe dan?" vroeg God.
"Luister..."

"Kijk, Godfried, we doen het zo. Op jouw server laten we alles zoals het is, op één ding na. Ik weet dat die mensen bij jou gewoon opnieuw respawnen als de garbage collector passeert, juist?"
God knikte.
"Wat denk je dan hier van? Elke mens heeft tijdens zijn run de keuze om één keer een aanpassing van de omgevingsvariabelen te doen. Met andere woorden, hij mag één keer de loop der dingen veranderen. Niets groots, natuurlijk, we weten allemaal wat er met het totaal-vrijheidsexperiment van Marnix gebeurde."
God grijnsde. Ze waren dat laboratorium nog steeds aan het nablussen en in een straal van 50 kilometer was onbewoonbaar verklaard.
"Gewoon, kleine dingen." ging Satan verder. "Hoogstens root level twee zou ik zeggen."
God zag niet hoe een verandering in de root level twee variabelen ook maar iets van invloed zou hebben op de stabiliteit van het systeem.

- "Goed, en dan, Satan. Wat met jou server?"
"Wel, Godmans, hier is het leuke."
God ging wat rechter op zijn stoel zitten en spitste zijn oren.
"Als de mens kiest om dat te doen, respawned hij op mijn server."
- "... en dan mag jij ermee doen wat je wilt..."
"... en hun iterator wordt stilgezet."

God keek verschrikt. - "Waarom?"
"Zomaar" zei Satan. "Zodat ze voor eeuwig op mijn server moeten blijven."
- "Maar dan brengen ze niets op!"
"Dat geeft niets. De reactiviteit van de andere servers zullen dat compenseren."

God goot zichzelf nog een whisky uit.
- "En jij denkt dat die keuze de reactiviteit zoveel zal verhogen?"
"Ja" zei Satan.
- "En jij denkt dat een mens die keuze ooit zou maken?"
"Ja" zei Satan opnieuw.

God staarde bedachtzaam voor zich uit.

Een paar weken later offerde ik mijn ziel om vijf jaar met dat meisje samen te zijn. Ze had donker, krullend haar. En zoals afgesproken ging ze na vijf jaar terug weg en moet ik wachten op de volgende iteratie; mijn laatste, eeuwigdurende iteratie.

zondag 4 maart 2012

Daan's Eenvoudige Gids tot Eeuwige Liefde

Het meisje zei me dat ze nu niet samen kon zijn met mij. Ik had "nu" nooit eerder het belangrijkste woord van een zin gevonden. Tot nu. Ze zei immers dat het later wel kon. Het was geen belofte, enkel een relativering van de waarheid. Een verbloeming van de stront die ze me in een zakje gaf. Daarna zei ze vaarwel. De stront had ik nog in mijn handen.

Ik richt mij tot u, mijn lezer. Ik heb dat nog nooit eerder gedaan, maar dit verhaal gaat over jou. Jij daar, die op je bureaustoel naar twitter zit te staren. Heeft u ooit lief gehad? Heeft u ooit De Ware gevonden? Die jongen of dat meisje waarvan je zegt, zonder hem of haar kan ik niet verder? Ik ben haar al tegen gekomen, beste lezer. Ik ben haar al twee keer tegen gekomen. Misschien zelfs drie keer, om Nele niet te kwetsen.

(Ik ga even verder alsof u een man bent. Het geeft niet als u er geen bent, wat ik schrijf geldt voor beide sekses. Het is voor mij enkel eenvoudiger om vanuit mijn eigen beeld te schrijven.)

Wat was het dat u zo aantrok tot dit meisje? Was het de krullen in haar haren, was het de manier waarop ze sprak, met dat plat gents accent van haar? Was het de ruwheid van haar heid, de wonden op haar vingers? De manier waarop ze haar bh langs voor moest vast doen? De manier waarop ze zacht ronkte als je haar streelde?

Ik geloof niet dat het één van die dingen was. Ik wil zelfs verder gaan, ik denk niet dat het om die persoon ging. Het ging om jou. Het ging enkel en alleen om jou.

De basis van verliefdheid is ongetwijfeld het verlangen. En als dat verlangen groot is, dan is je verliefdheid ook groot. Misschien is het dus geen slecht idee om die verliefdheid zo groot mogelijk te maken. Misschien is het niet slecht om de ander zoveel mogelijk drama te bezorgen, zodoende zijn verlangen zo groot mogelijk te krijgen.

Want het is drama; het draait altijd om drama. Ik zou dit meisje niet zoveel missen als ze verdomme niet zo onbereikbaar was geweest. Het gaat altijd zo, je wordt pas echt verliefd als de onbereikbaarheid aantoonbaar is. Als zij jou niet wil. Als zij niet klaar is voor een relatie. Als zij ... een lief heeft.

Wat is de oplossing dan, vraag je? Simpel: neem een lief! Zorg ervoor dat je zelf onbereikbaar bent. Maak de muur tussen jou en haar zo groot als mogelijk. Zeg háár dat het nu niet kan. Zeg háár dat je haar wel graag ziet, maar dat het eenvoudigweg in deze tijdelijke situatie onmogelijk is. Laat het borrelen, die afwijzing, laat het borrelen en ophopen en pijnlijk duidelijk worden. En smijt er nog een hoopje jaloezie bij, tot het geheel ontploft.

De eerlijkheid dient ten alle tijden vermeden te worden. De belangrijkste mensen in mijn leven waren steeds diegene die me het langst aan het lijntje hebben gehouden. De simpele zielen ben ik steeds blijven vermijden.

En, geloof me, beste lezer, ik ben dat zo ongelofelijk beu. Ik had zo graag gehad dat het niet altijd zo'n verdomd spelletje was. Maar het blijft een spelletje, lieve lezer. Het is steeds dat verdomde spelletje van weten hoe je het moet doen. Voorbestemdheid is een leugen.

Mijn naam is Daan en ik heb een lief. Ze is véél mooier dan jou, maar ik wil best eens een koffie gaan drinken met jou. Maar verwacht niets meer, want dat kan nu niet.

vrijdag 2 maart 2012

First date

Ik probeer wat nieuws. Geef je jas maar aan mij en zet je maar in de zetel. Die hoop kleren mag je op het bed gooien. Je hoeft niet vies te doen, het zijn propere kleren. Als je wilt mag je je schoenen uitdoen, dat doe ik ook. Ik vind het fijn om op mijn kousen door het huis te wandelen. Ik verwacht dat jij dat ook leuk vindt, maar ik zal niet teleurgesteld zijn als dat niet zo is. Goed, je zit; we zitten. Luister...

Je hoeft niets te zeggen. Als je wilt mag je wel wat zeggen, maar dat moet niet. Ondragelijke stiltes worden dragelijk als we maar lang genoeg wachten. Eerst groeien ze, maar later veranderen ze in een soort rust die moeilijk te evenaren is door een boeiend gesprek. Wij praten immers toch nooit over wat belangrijks. Vandaag heb ik je echter gevraagd om te komen om te luisteren.

Het zit zo: ik wil graag je vriend zijn. Oh, jij wilt ook dat ik je vriend ben? Nee, je begrijpt het niet goed, bij ons wilt dat wat meer zeggen. Ik wil graag naast je wakker worden, betekent dat eigenlijk. Ja, morgen. Maar ook overmorgen, volgende week, volgende maand en volgend jaar. Daarna zien we nog wel, maar die data moet je in ieder geval vrijhouden. Alles ertussen ook trouwens. Voor later plannen is niet aan te raden.

Waarom kijk je zo vreemd? Ga ik te snel? Goed, ik weet dat het de eerste keer is dat ik je zie. Wil je koffie? Ik heb een koffiemachine. Ik zal koffie voor ons maken. Ik doe er suiker in, jij ook? Goed. Je mag ondertussen even op facebook of twitter. Daar mag je mijn computer voor gebruiken, het wachtwoord is 8492. Dat is tevens de code van mijn bankkaart.

Zag je wat interessants? Nee? Ik dacht ook niet dat je wat interessants zou zien. Tussen twaalf en twee is het internet redelijk dood. De mensen gaan lunchen, zie je? Dan twitteren ze niet. Of soms zeggen ze wat ze eten. Ik begrijp dat niet. Ik at pizza deze middag, maar wat heb jij daar nu aan? Hier is je koffie. Het is Nespresso.

Weet je, ik las vandaag wat interessants op facebook. Er was dit meisje dat verliefd op me was, maar ik niet op haar. Het was een mooi meisje, maar ze was een beetje dom. Bovendien had ze een vriend. Ik heb toen eens afgesproken met dat meisje en we hadden een gezellige avond. De dag erna stuurde ze dat ze het uit zou maken met haar vriend en dat ze bij mij wou zijn. Dat maakte me bang, dus heb ik nooit terug gestuurd. Vandaag zag ik dat dit meisje nu verloofd is met diezelfde jongen. Dat maakte me een beetje triest.

Je vraag je misschien af waarom ik jou dit allemaal vertel? Het is eenvoudig. Ik zag je en ik dacht, jij bent een lekker ding. Bovendien ben je best verstandig. Je bent niet het verstandigste meisje dat ik ooit zag, maar je bent best wel verstandig. Het verstandigste meisje dat ik ooit kende heeft trouwens zelfmoord gepleegd. Ze leed tevens aan boulimie. Maar goed, je zegt dingen die me raken. Daarom besloot ik van je te houden.

Vind je de koffie lekker? Ik heb er niets in gedaan, hoor, je mag er gerust van drinken. Ik weet dat er mannen rondlopen die allerlei vuile poedertjes in koffie's van meisjes doen. Ik ben zo niet. Dat moet je maar geloven, je moet mij maar vertrouwen. Als je wil mag je ook mijn kop hebben. Ik heb er al van gedronken.

Maar goed, je kent het aanbod. Je kan hier komen leven. Het huis is groot genoeg. De keuken is perfect uitgerust. Ik heb wel een kat, ben je allergisch aan katten? Ik kan 'm altijd naar het asiel brengen. Als ik moet kiezen tussen een kat of een meisje, komt het meisje steeds op de eerste plaats.

Je hoeft niets speciaal te doen voor mij, doe gewoon wat je altijd al deed. Ik vind dat leuk, dat we beide ons eigen ding kunnen doen. Ik vraag enkel om niet met andere jongens te vrijen. Als je dat toch moet doen, moet je ervoor zorgen dat ik het nooit te weten kom. Ik zal hetzelfde voor jou doen.

Ik weet dat je bang bent om gekwetst te worden. Ik weet dat je bang bent dat ik te saai zal zijn voor jou. Ik weet dat je voelt dat je niet klaar bent voor een relatie. Maar dat geeft niet. We noemen het niet zo. We hoeven geen relatie te hebben, we moeten enkel heel ons leven samen zijn. Ik zal lief zijn voor jou, jij zal lief zijn voor mij. En 's avonds drinken we wijn en denken we aan vroeger.

Denk er even over na, meisje; als je terug komt hebben we het er nog eens over. Neem je tijd maar, wat is een half jaar meer of minder in een mensenleven? Je mag me steeds komen bezoeken.

Wil je dan nu met me vrijen?

Dag meisje,
tot binnenkort.

woensdag 29 februari 2012

Over morgen

Ik zag ze van de bus stappen. Ze had een grote rugzak op haar rug en een tasje in haar hand. Ze keek rond, op zoek naar iets wat ze kon herkennen. Ze was op zoek naar mij. Ze keek nog eens naar de foto die ze afgeprint had, daarna keek ze nog wat rond. Ik besloot haar dan toch maar te redden en ging naar haar toe. "Eufrasie?" vroeg ik, "ben jij dat?" - "Daan!" zei ze. "Ik ben er eindelijk geraak!"

Ik vroeg of ze eerst haar spullen wou afzetten op mijn kot. Dat wou ze wel, dus namen we de metro naar mijn appartement. In de metro wisten we niet goed wat zeggen, dus zeiden we maar helemaal niets. Daarna wandelden we het kleine stukje tussen de metrohalte en het appartement.

Ik deed de deur open en liet haar voor mij naar binnen gaan.
"Zo", zei ik, "dit is mijn huisje."
Ze keek rond.
- "Het is nog gezellig" zei ze.
"Ja, het valt wel mee."

Ik toonde haar het zeteltje dat ik voor haar uitgeklapt had.
"Het is niet veel", zei ik, "maar ik denk dat je hier wel een paar dagen op kan overleven.
Ze knikte.
"Wanneer ga je terug?" vroeg ik.
- "Dat weet ik nog niet." zei ze.
"Ok" zei ik.

We gingen op de rand van het tweepersoonsbed zitten.

- "Het bed is wel zacht" zei ze.
"Ja, erg zacht." zei ik. "M'n zus wou niet in dit bed slapen omdat het te zacht is. Zij sliep op dat zeteltje"
- "Ik heb graag zachte bedden."
"Ik ook."

Toen stelde ik voor iets te gaan drinken. We namen de metro naar de Notre-Dame, stapten af en gingen naar het kroegje dat zich voor iedereen verborgen hield. Ik bestelde een pint en een zij bestelde wijn. We dronken en keken naar elkaar. Ze was mooi. Ze was stil.

Langzaamaan deed de alcohol zijn werk en werd mijn tong losser. Zij had het over de liefde en het lot, over de vuilheid van de liefde, over het egoïsme van het houden van. Ik had het over bier, over werken, over melancholie en hopeloze liefde.

Daarna gingen we naar huis en keken we een film. Het was een saaie, lange film, maar dat gaf niet. We waren moe, ik was een beetje dronken.

Ze viel naast me in slaap.
Ik keek naar het plafond.
Ik rookte een sigaret.
Daarna ging ik slapen.

De zetel was hard.

vrijdag 24 februari 2012

Voor Dwaalvis

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een "schrijfsel". Deze is voor Dwaalvis.)

Hij redt het wel.
Als ze hem vragen
hoe het gaat
dan zegt hij "goed".

Hij redt het wel.

Hij lacht
 op het feest
Hij drinkt
 op het feest
Hij juight
 op het feest
Hij feest
 op het feest

Hij redt het wel.

En als 's nachts
de gedachten komen
die hij nie wil dromen
dan wacht hij af.

Maar
 hij redt het wel.

Morgen.

Voor het sorry-meisje

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een "schrijfsel". Deze is voor Het Sorry-meisje.)


"Sorry" zei ze. "Ik kan me zo opjagen in zo'n dingen." - "Het geeft niet" zei ik. "Ik vind het ook klote." Verder ging mijn mening over de afschaf van de subsidie voor biologisch bietensap voor kansarme gezinnen niet. Ik lust geen bietensap.

We zaten in een klein, rustig cafétje. De naam van het cafétje was mij ontgaan. Ik ken Brussel niet. Brussel is voor mij die lelijke hoop gebouwen waar ze Frans praten en waar ik meestal helemaal niets te zoeken heb. Maar dit cafétje was in orde. Je kon er bovendien wat drinken.

"En wat doe je verder in je leven?" vroeg ik haar.
- "Euh, ik volg de politiek."
"Ja, dat hoorde ik. Waarom doe je dat?"
- "Omdat ik het beter wil maken."
"Wat dan?"
- "Alles."

Ik zuchtte. Ik vond het idee van "alles beter maken" ongelofelijk vermoeiend klinken. Ik zei haar dat.

- "Sorry." zei ze.
"Waarvoor?"
- "Omdat het vermoeiend voor je klinkt."
"Waarom zeg je daar sorry voor?"
- "Dat weet ik niet."

We bleven even in stilte naar elkaar kijken. Haar haren hadden in het vale licht van de tl-lampen een vreemde schijn, die ik moeilijk thuis kon brengen. Ze was mooi, maar had ook wat droevigs.

- "Sorry." zei ze.
"Waarvoor?"
- "Omdat ik... euh... altijd sorry zeg."
"Ik vind het best schattig."
Ze glimlachte. Ik ook.

"Ik vind het mooi dat je alles beter wilt maken." zei ik oprecht. "Ik kan dat niet meer. Ik ben dat optimisme verloren."
- "Ik heb het ook niet altijd makkelijk." zei het meisje. "Soms vergeet ik dat de mensen allemaal zo mooi zijn."
"Het leven is rot" filosofeerde ik luidop, "en alle mensen zijn klootzakken.
- "Dat is niet waar." ging ze tegen me in.
"Toch wel."

We dronken.

Ze boog zich naar me toe en gaf me een kus op mijn kaak.
- "Daan, ik denk dat het wel lukt hoor, de wereld redden."
Ik glimlachte. Ze was wel lief.
- "Maar nu moet ik gaan."

Ik keek toe hoe ze haar geitewollen handschoenen aandeed en hoe ze nog één keer naar me lachte voor ze de deur toe trok. Het was eigenlijk best een gezellig café. Nog ééntje, dan zou ik de trein pakken. En het leek alsof de zon weer zou gaan schijnen.

Tweede cadeautje voor Rauw

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen. Rauw besloot van de gelegenheid gebruik te maken en een tweede cadeautje op te eisen. Dat geeft niets, maar normaal is het maar één cadeautje per gebruiker. Omdat ik Rauw graag zie, maak ik voor haar/hem/het een uitzondering.)

"Moet jij nog wat?" vroeg ze. Ik keek naar mijn leeg glas bier, ik zag het dubbel. Toch zei ik dat ik er nog wel eentje op kon. "Ga jij er dan maar om", zei ze, "ik kan niet meer rechtstaan. Doe mij nog maar een rode wijn." Ik strompelde naar de toog en bestelde het gevraagde. Bij het wachten draaide ik me even om en keek hoe zij aan het tafeltje zat; ze was mooi; ze glimlachte. Daarna viel ze van haar stoel.

"Weet je" zei ik, toen ik weer op mijn stoel zat, "ik at jou deze week."
Ik sprak met een dubbele tong.

- "Hoe bedoel je?" vroeg ze.
Zij ook.
"Ik ben op restaurant geweest en ik bestelde een steak tartare."
- "En dan?"
"Rauw vlees..."
- "Ohja." ze keek even idioot en schoot daarna in de lach.
- "Rauw vlees! Ja, ik snap 'm." riep ze.
De andere mensen in het café keken vreemd in onze richting.

Daarna werd ze serieus en wees met haar wijsvinger naar mijn neus.
- "Ik ben wel geen rauw vlees, eh!" zei ze geaffronteerd.
- "Ik ben een vis."
"Wat voor vis?"
- "Een zeevis." Ze begon weer luidruchtig te lachen.
Ik deed mee.
- "Tonijn, dat ben ik. Ik ben een tonijn."
Ze ging rechtstaan en riep voor heel het café dat ze een tonijn was.

De barman deed teken naar mij dat ik haar rustig moet houden. Hij deed dat door "shhhht" te doen terwijl hij met zijn handen wapperde.

Ik nam Rauw's gezicht zacht vast met bijde handen.
"Shht, Rauw, je maakt teveel lawaai."
- "Ja" fluisterde ze, "ik ben luidruchtig."
Ze keek schichtig om haar heen.
- "Ze kijken naar ons."
"Nee" zei ik, "ze kijken naar jou."
- "Waarom?"
"Omdat je zo'n mooi meisje bent.

Ze sloeg weer in een schaterlach.
Daarna dronk ze haar glas wijn in één teug leeg.

- "Neem me mee naar je huis, Daan." zei ze.
- "Neem me mee, ik wil hier weg."
"Goed" zei ik, "Ik neem je mee."
- "Ik wil met je vrijen!"
"Dat is ook goed" zei ik, "maar morgen."
- "Waarom morgen?"
"Omdat je nu dronken bent."

Ze keek sip. Daarna stelde ze zich recht.
- "Dan vraag ik het aan iemand anders!"
Ik nam haar snel vast en leidde haar naar de deur.
"Neenee, kom jij maar mee met mij."
- "Maar ik wil nog wijn!"
"Nee, genoeg voor vandaag."

Onderweg zei ze dat ze me graag zag.

In mijn bed viel ze meteen in slaap. Ik nam haar in mijn armen en keek door mijn dakraam naar de sterren en hoopte dat ze morgen nog met mij zou willen vrijen.

zondag 19 februari 2012

Het Meisje met de donker bruine krullen - Tweede bedrijf

"Weet je wat ik nodig heb?" vroeg ik. Het meisje keek verveeld. "Iemand om graag te kunnen zien tot het einde van je leven?" zei ze. "Iemand om graag te zien tot het einde van mijn leven." bevestigde ik. Ik begon kennelijk in herhaling te vallen. Het meisje met de bruine krullen geeuwde. "En wat ga je daar aan doen?" vroeg ze. Dat wist ik niet. Daarom schonken we nog een glas wijn uit en gaven we een toast op het leven. Proost!


Er zat een lelijke oude man aan de toog. Hij dronk een Westmalle. Voor de rest was het rustig in café "de vergeten zakdoek". Wij zaten aan een schamel houten tafeltje en naast ons zaten nog twee meisjes aan een soortelijk tafeltje.

"Daan, je moet het af en toe eens een beetje loslaten." zei het meisje met de donker bruine krullen. "Liefde is niet alles, er zijn nog zoveel andere mooie dingen in het leven."
Ik begreep haar niet goed.
- "Zoals wat dan?" vroeg ik.
"Wel, zoals de vogeltjes en de bloementjes, zoals uitgestrekte grasvelden en oude wouden. De wereld, Daan, de wereld is prachtig."
- "Ja", zei ik, "de wereld is prachtig. Maar wat heb je er aan als je die schoonheid met niemand kan delen?"

Het meisje met de donker bruine krullen keek geaffronteerd.
"Ik zit hier toch?" zei ze. Ik lachte.
- "Ja, jij zit hier. Daar ben ik blij om."
"Wel, deel die schoonheid dan met mij?"
- "Dat wil ik graag doen."
We keken in elkaars ogen, lachten en klonken nogmaals op het leven.

"Ik wil ergens heen." zei ze plots.
- "Waarheen dan wel?"
"Portugal" flapte ze er uit.
- "Waarom Portugal?"
"Het begint met een P." zei ze.

Ik probeerde kilometers te berekenen.
- "Wel, dan zijn we weg, toch?"
Ze grijnsde. "Echt?"
- "Ja, waarom niet?"
"Ik weet het niet, dat is toch vreemd?"
- "Ja" zei ik. "Maar ik leerde dat vreemd soms goed was."

Ze lachte. "Ik vind jou een vreemde jongen, Daan."
- "Dat vind ik ook. Maar ik vind jou ook vreemd."
"Ik ook." zei ze grijnzend.

We dronken het bier, verlieten het café, wandelden arm in arm naar de parking, stapten in de auto en reden naar zaventem. Daar stuurde ik een berichtje naar m'n baas: "Sorry, kan morgen niet komen."

zaterdag 18 februari 2012

Voor Chenling

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een "schrijfsel". Deze is voor Chenling.)

Ze las de cijfers
schreef de tekst
bedacht ideeën
en gaf de presentatie

Daarna,
naar huis
ze at
de diepvries

De tv
gaf inhoud
de kat
intimiteit

Nee,
ze piekert niet,
ze slaapt.

vrijdag 17 februari 2012

Voor Ruben

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een "schrijfsel". Deze is voor Ruben, waarover ik weinig informatie vond.)

Zuipen,
die pint,
zuipen, nu!

Scanderend dwaalt hij
door de nacht
op zoek naar
't volgend diertje

dat hem voor even
aandacht geeft
een tijdelijke
pleziertje

Zuipen!
roept hij
Zuipen, nu!
Besteld het volgend pintje

Want als hij straks
naar huis moet gaan
huilt hij
als een kindje.

Voor Waiyen

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een "schrijfsel". Deze is voor Waiyen, die graag taalfouten opspoort.)

De beat gaar door
ze draaft steeds verder.

Ze stapt, ze trapt,
ze duwt, ze stampt.
De beat gaat door
en zij gaat verder.

Ze is prachtig,
ze is machtig,
de wereld
is van haar.

Mensen gaan op zij
want zij komt hier voorbij.

De beat gaat door
en zij loopt verder.

Voor Annabelle

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een gedicht. Deze is voor de mooie Annabelle.)

De spiegel loog niet.
Wat ze zag,
was wie ze was.

Ze was niet lelijk,
ze was best mooi.
Het litteken genas.

Maar,
Haar haren, dof.
Haar ogen, dof.
Vreugde die ze
had verloren.

Maar ze hield stand,
ze hield vol,
ze greep haar lach
en hield die in haar handen.

Morgen zou het beter zijn.
Later zou het beter zijn.

Vandaag, één lach.
Morgen een tweede.
De rest moeten we sparen.

Voor morgen.

Voor Rauw

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een gedicht. Rauw was de tweede. Er begon schot in de zaak te komen.)

Ze keek toe
hoe de vogels
het vlees uit haar
lichaam rukten.

Ze zei niets
toen de beul
zijn bijl
kwam slijpen.

Haar ogen
sloot ze niet
toen hij de
bijl ophees.

De pijn,
ze voelde niets
toen hoofd en
lichaam scheiden.

Voor Wendy

(Ik beloofde elke twitter-vriend die mij #ff'de te belonen met een gedicht. WendyKroy was de eerste. Tevens voorlopig de enige, godverdomme.)

Ze liep door,
Blik op oneindig.
Ze wist waarheen.

Dat had ze gekozen,
besloten en beslist.
Ze kon goed doen
alsof ze 't zeker wist.

Haar ritmische stappen
vormden een lied
dat enkel zij kon horen.

De peuk gooide ze weg.
Het tankstation brandde.
Ze was nog niet verloren.

woensdag 15 februari 2012

Het Meisje met de donker bruine krullen

Ze hing haar jas over de stoel en ging zitten. Ze had donker bruine krullen, "en puur natuur" had ze in een twitter bericht laten vallen. Ik, op mijn beurt, had haar overtuigd zo snel mogelijk wat te gaan drinken met me. Tot mijn grote verbazing had ze daarmee toegestemd. 

"Zo" zei ze, "hier zitten we dan, Daan."
Ik keek naar haar. Ze was jong, twintig, schatte ik.
- "Ja, hier zitten we." herhaalde ik. "Wat drink je?"
Ze zei dat ze wel een pintje luste en ik bestelde aan de toog twee pintjes.

Ik ging terug zitten. Ze keek me recht in m'n ogen. Ik ben dat niet gewoon, meestal ben ik het die het oogcontact forceert in de hoop dat 't meisje verliefd op me wordt.

"Ik vind het best een beetje spannend." zei ze.
- "Ik ook." gaf ik toe. "Ik ga niet vaak weg met meisjes die ik niet ken."
"Waarom niet?"
- "Ik krijg er altijd zoveel stress van."

Ze glimlachte vertederend. Ik wou dat ze niet vertederend glimlachte.
"Ben je dan zenuwachtig omdat je je afvraagt of ik vanavond met je mee naar huis ga?" Ze grijnsde.
- "Nee, dat helemaal niet." zei ik geaffronteerd. "Allez, ook." Ik dacht even na. "Goed, ja, misschien is het dat."
"Zou het helpen als ik dan nu al beslis" vroeg ze lachend?
- "Euh, ja, ik bedoel nee, of... Wacht, ik begrijp het niet... Dit is te vreemd voor m..."

Ze liet me niet uitspreken.
"Ik blijf vanacht bij je slapen, Daan." Daar was die grijns weer.
- "Euh, ok." stamelde ik.

"Goed, dan kunnen we nu praten." zei ze.
"Wat doe jij?"
- "Ik werk. En jij?"
"Ik studeer. En verder?"
- "Verder heb ik lief."
"Wie heb je lief?"
- "Iedereen."
"Ook mij?"
- "Jou zeker."

We pauzeerden even om op adem te komen.

- "En jij, wat doe jij verder?" vroeg ik.
"Ik heb ook lief."
- "Wie dan?"
"Ook iedereen."
Ik durfde niet vragen of ze mij ook lief had.

"Ik schrijf gedichtjes"
- "Ja, ik las er een paar."
"Nuja, schrijven, ik probeer te schrijven."
- "Ik vond ze mooi?"
"Echt?"
- "Ja." zei ik. Ik loog niet.

Ze staarde even stilletjes in de verte.

"Is het bij jou ook zo'n puinhoop in je hoofd?" vroeg ze.
- "Ja" zei ik. "Maar ik probeer het te verbergen."
"Lukt dat?"
- "Ik weet het niet, wat denk jij?"
"Ik vind dat het je lukt."

- "Begrijp jij die mensen die er in slagen het volledig te verbergen, voor iedereen?" vroeg ik.
Ze dacht na.
"Ik ken er wel enkelen, ja." zei ze. "Het zijn niet de leukste mensen."
- "Ik ken er geen, denk ik."
"Prijs je gelukkig. Tim is een eikel die aan niemand anders dan hemzelf denkt en Jurgen denkt alleen aan zijn sportwagen." Ik lachte.
- "Maar toch, lijkt het je niet makkelijker om minder puinhoop in je hoofd te hebben?" vroeg ik.
"Makkelijker wel" zei het meisje met de donker-krullende haren. "Maar waarom zou je makkelijker willen als het ook zoveel moeilijker kan?"

Ik dacht na. Ik hield van gemakkelijkheid.
- "Waarom zou je voor moeilijk kiezen als makkelijk ook bestaat?"
Ze lachte stiefmoederlijk en nam mijn hand vast. Haar handen waren warm.
"Denk je dat Tom of Jurgen hiervan zoveel genieten als wij nu doen?"
Ze aaide de palm van mijn hand.

We staarden even in elkaars ogen en moesten toen lachen.
- "Het is toch een beetje een vreemde situatie hé" zei ik lachend.
"Ja, een beetje wel." zei ze. Ze zei het op zo'n vertederende manier waar ik keer op keer verliefd op wordt.
"Laten we naar de film gaan." zei ze. "Dat maakt het misschien weer wat normaal."

We namen onze jas en gingen naar buiten.
Het regende niet, het sneeuwde niet. Eigenlijk was het best wel warm.

Ze kwam naast me lopen, nam mijn hand vast en legde mijn arm om haar schouder.
"Zo" zei ze, "dat is al veel normaler."
Ik knikte. Er stond niet veel volk aan de cinema en binnen was het donker er warm.

dinsdag 14 februari 2012

Het Meisje met het vingertje

Ze was ingedommeld. Ik reed aan een stevige snelheid door de nacht met haar op de passagierszetel. Ik vroeg me af wat ze aan het dromen was. Ook vroeg ik me af of ik ze wakker zou krijgen als we eenmaal toegekomen waren. En of we er wel zouden geraken, durfde ik me niet afvragen; hopelijk was er geen alcoholcontrole onderweg.

Twee uur later vond ik eindelijk een parkeerplaats in Courbevoie, dicht bij het appartement dat ik gehuurd had. Aan de horizon begon het ochtendgrijs lichter te worden. Het was al half acht ondertussen. Ik maakte het meisje, dat nu al even met haar hoofd tegen het raam lag, wakker met een kus.

"We zijn er, Marion." zei ik.
- "Waar zijn we?"
"In Parijs."

Ze was duidelijk nog steeds slaapdronken.

"Weet je nog, dat we naar Parijs zouden gaan?"
- "Nee, dat weet ik niet meer."
"Wel, je zei dat je mee wou gaan, dus hier zijn we dan."

Ze stapte uit de auto.

- "We zijn echt in Parijs?" vroeg ze verbaasd.
"Ja, we zijn in Parijs. Nuja, we zijn in Courbevoie, dat ligt eigenlijk net buiten Parijs."

Ze strompelde wat verder.

- "Je nam me écht mee naar Parijs?!" vroeg ze verontwaardigd.
"Ja."
- "Meestal nemen jongens mij mee naar hun kot..."
"Wel, eigenlijk doe ik hetzelfde" gaf ik toe.

Ik deed de deur van het appartement open en liet Marion binnen.
Ze keek even rond in het appartement.
- "Is dit jouw appartement?" ze wees naar de roze gordijnen.
"Nee, ik huur het van iemand."
- "Van wie?"
"Van een vrouw van veertig die er erg knap uit ziet op foto's."
- "Heb je ze dan nog niet gezien?"
"Nee, ik ken ze niet. Ik kreeg de sleutel van de overbuur."
- "Wat vreemd allemaal" zei ze.
"Ja", zei ik, "maar dat is leuk."

Ze ging in de zetel zitten. Ik ging naast haar zitten, met m'n arm over de leuning, kijkend naar haar gezicht.
"Ik vind je haar mooi."
- "Tja" zei ze. "Ik ook, anders had ik het niet gekozen."

We zaten even in stilte in de zetel tot Marion recht sprong en door de kamer wandelde. Ze keek naar de foto's die er hingen en naar de vreemde naakte paspoppen die her en der verspreid stonden.

- "Wat zou ze doen, die vrouw?"
"Ik weet het niet. Ik denk dat ze iets doet met kunst." zei ik. Ik moest toegeven dat ik niets wist over de vrouw die hier normaal woonde.
- "En je kent ze helemaal niet?"
"Nee."
- "En je woont in haar huis?"
"Ja."
- "Leuk." Ze glimlachte.
- "En kijk je dan in alle schuiven?" haar ogen keken ondeugend.
"Nee, ik blijf overal uit."
- "Echt?"
"Ja, tenzij ik me niet kan bedwingen." grijnsde ik.

Ze nam een boek van een tafeltje en bladerde erin.
- "Dit is een nederlandstalig boek" zei ze verrast.
"Ja, het is er eentje van mij."
- "Van jou? Heb jij het dan geschreven?" zei ze verwonderd.
"Ja. Of ja, het is de versie die ik ga opsturen naar uitgevers."

Ze bladerde even verder.
- "Het is leuk geschreven" zei ze.
"Dank je."
- "Maar, Daan, hier op de eerste bladzijde... een dt fout!"
"Waar?" vroeg ik. Ik sprong recht. Ik had dit manuscript door drie mensen laten nalezen, er konden geen dt fouten meer in staan...

"Ik wordt triest als ik zie hoeveel zij voor mij betekent, en hoe weinig ik voor haar." wees ze aan.
Ze keek kwaad.
- "Wat is dit, Daan?"
"Een dt fout... Ik moet 'm gemist hebben."
- "Ik had je gewaarschuwd, Daan."
"Ik weet het, Marion, maar ik schreef dit voor ik je kende."
- "Het spijt me, Daan. Ik wil dat je me onmiddellijk terug naar huis brengt."

Op de terugweg zeiden we niets tegen elkaar.
Voorbij Rijsel viel Marion opnieuw in slaap.
In Gent heb ik haar aan de zuid uit de auto gesmeten.

- "Het spijt me, Daan. DT fouten zijn een beetje mijn stokpaardje." sms'te ze nog.
"Het geefd niets." stuurde ik terug. "Droom zacht."

Het Meisje dat zich Sarah noemde

De bel ging, ik deed de deur open. Ze stond in de regen met een oude-bomma regenjas aan. Ze stond de bibberen van de kou, de oude-bomma regenjas leek weinig te werken. "Kom snel binnen, meisje." zei ik. Dat deed ze. "Ga maar door hoor" zei ik, terwijl ik haar door de inkomhal loodste, richting woonkamer. "Het haardvuur brandt en er is bier in de koelkast."

Ik hielp het meisje uit haar regenjas en hing de jas over een stoel. De stoel zette ik naast het haardvuur.
"Zet je toch, meisje." zei ik, en ik wees naar de lederen zetel die voor het haardvuur stond. Verkleumd ging ze in de zetel zitten. Ik ging in de tweede zetel zitten. Zo keken we even naar elkaar; zij verkleumd, ik bewonderend. Ik wachtte.

"Moet je wat hebben om te drinken?" vroeg ik. Ik sprong recht en wachtte op het meisje's antwoord. 
- "Een pintje kan er altijd in." grijnsde ze.
"Een pintje voor jou, komt eraan." zei ik lachend.

Ik nam twee pintjes uit de koelkast, keek in een spiegel of mijn haar nog goed lag en ging terug naar de living. Het meisje had ondertussen haar natte broek uitgedaan en was in haar onderbroek en t-shirt in de lederen zetel gaan zitten.

- "Ik hoop dat je 't niet erg vind? Mijn broek is nat." zei ze.
Ik vond het niet erg en gaf haar een pintje.
- "Maes", zei ze, "mijn merk."
"En ook het mijne." zei ik.

Ik ging terug in de zetel zitten.

"Zeg eens, meisje, waarom ben je eigenlijk gekomen?"
Het meisje zat met haar benen opgetrokken het blaadje van het bierflesje te trekken.
- "Wel, Daan... Mag ik je Daan noemen?" Ze keek een beetje verschrikt.
"Dag mag je zeker, meisje." stelde ik haar gerust.
- "Ok, Daan. Dus, ik kwam hier eigenlijk... om met jou te spreken?"
"Jij mag me steeds komen spreken." zei ik. Ik bedacht dat dat wat vies klonk.
"Maar over wat wil je dan spreken?"
- "Over jou, Daan. Ik wil graag over jou spreken."

Ik begreep het allemaal niet zo goed.
"Wat wil je dan vertellen?" vroeg ik.
- "Ik wil niets vertellen, ik wil gewoon met je praten."
"Maar over wat wil je dan praten?"
- "Gewoon, over jou."

Ik ging wat dieper in de zetel zitten.
"Goed, begin dan maar." zei ik een beetje geërgerd.
- "Ok." zei het meisje.

Ze bleef eventjes stil. Ik voelde haar naar woorden zoeken. Na even zoeken, begon ze traag en statig te spreken, alsof ze bij elk woord moest nadenken wat het volgende woord zou zijn.
- "Ik las wat je schreef over mij, Daan."
"Over jou?" vroeg ik verwonderd.
- "Ja, ik las wat je schreef over mij... en het heeft me geraakt."
"Hoezo, het heeft je geraakt?" vroeg ik.
- "Ja, het raakte me." zei ze.

"Maar wat schreef ik dan over jou?" vroeg ik.
- "Alles wat je schreef" zei ze kordaat.
"Hoe bedoel je, alles?"
- "Ja, alles wat je schreef ging over mij."
Het leek haar te irriteren dat ik het niet begreep.

"Maar, ik heb je nog nooit gezien!"
- "Ik heb jou ook nog nooit gezien, Daan."
"Ik ken zelfs je naam niet."
- "Mijn naam is Sarah."

Ik had moeite met deze hele ontmoeting te begrijpen.
"Maar, hoe kan ik dan over jou geschreven hebben, als ik je niet eens kende?"
- "Omdat je aan me dacht, Daan. Je kende me al voor je me ooit gezien hebt. Je kende me al voordat ik aanbelde en jij de deur open deed."
"Hoe bedoel je?"
- "Ik ben Maaike, Daan. Ik ben Maaike, en Nele, en Sien, en Lotte... Ik ben ze allemaal, Daan."
"Maar jij bent Sarah?"
- "Sarah ben ik ook."

Het houtvuur knetterde. Ergens hoorde ik een kat miauwen in de duistere nacht. Ik keek naar Sarah, zij keek naar mij. Ze was mooi, die Sarah. Ze had bruine krullen. Ik hou van bruine krullen.

"Maar wat kom je dan doen?" vroeg ik. Er klonk wanhoop in mijn stem.
- "Ik kom van je houden." Haar antwoord was kordaat.
"Maar waarom?"
- "Omdat ik van jou hou, Daan."
"Maar waarom?"
- "Omdat je zoveel over me schreef."
"Maar het ging niet over jou!"
- "Jawel, Daan. Het heeft altijd over mij gegaan."

"Maar dat kan niet, Sarah! Ik kende je nog niet."
- "En toch speelde ik al in jouw gedachten."
"Maar, hoe kan dat?"

Sarah stond recht en kwam naar me toe.
- "Stil nu maar, Daan. Het komt in orde." fluisterde ze.
Ze ging op mijn schoot zitten.
- "Ik ben er nu, Daan." zei ze. "Ik ben er en ik zal steeds van je blijven houden."
"Van me houden...?" vroeg ik verschikt.
- "Ja, voor altijd, Daan."
"En als ik niet van jou hou?"
- "Je zal wel van me leren houden, Daan."

Ze nam mijn gezicht vast en kuste me.
Ik voelde haar koude handen door mijn haren gaan.

Ik keek naar haar. Ik bedacht dat dit het mooiste meisje was dat ik ooit gezien had. Ik kon haar borsten zien door haar natte t-shirt. Haar krullen waren speels en prachtig, haar ogen waren hemelsblauw. Ik voelde me inderdaad verliefd worden op dit meisje.

Maar dit kon niet waar zijn, dit kon niet gebeuren. Zulke dingen gebeuren niet in de echte wereld. Dit gebeurt enkel bij rocksterren of internetfenomenen; niet bij gewone burgers als ik. Niemand weet mij wonen, niemand weet mijn naam! Er was maar één conclusie, dacht ik: ik moet aan het dromen zijn. 

"Hoe lang blijf je?" vroeg ik.
Ik was bang voor het antwoord.
- "Blijf nou stil, Daan."
"Maar hoe lang blijf je, Sarah?"
- "Tot morgenvroeg." fluisterde ze in mijn oor.

Sarah likte de traan van mijn wang, en fluisterde: 
"Je moet niet huilen, Daan. Morgen avond kom ik alweer terug."
Ik nam haar in mijn armen en huilde voor de rest van de nacht.

donderdag 9 februari 2012

Daten met Duchka - derde bedrijf

(Naar aanleiding van volgende tweet zag ik mij genoodzaakt mijn fantasie bij te stellen.
@DaanSkaeg Je moet weten dat ik helemaal niet van honden, noch babytjes hou. Ik ben zachtaardig op een andere manier. Verlegen ook.)

(Disclaimer: dit is een werk van fictie. Alle overeenkomsten met bestaande personen, dood of levend, berusten op louter toeval.)

Ik werd wakker door het kraaien van een haan. Eventjes was ik gedesorienteerd, de drank van gisteren avond lag nog op mijn maag en ik wist niet meteen meer waar ik was. Ik keek rond. Ik lag op een veldbed in een kamer die ik niet kende. Naast het veldbed stond een hemelbed met een tiental knuffels, daartussen een meisje. Toen begon het me weer te dagen, ik was bij Duchka blijven slapen.

Ik keek rond. Ik lag in een kleine, gezellige kamer. Er stond een kleerkast, een klein bureautje met bureaustoel, een laptop op de bureau en een boekenkast halfvol boeken. Op de bureaustoel lag een wit kleedje, het was een beetje verfrommeld. Onder de bureau lag een blad papier. Ik lag er te ver van om te kunnen lezen wat er op stond.

Ik moet hier weg, dacht ik bij mezelf. Maar beneden hoorde ik levende mensen en ik dacht dat dat mogelijk wel eens ouders zouden kunnen zijn. Ik ben niet goed in ouders ontmoeten. Eigenlijk ben ik in het algemeen niet goed in mensen ontmoeten. Dus stond ik op en sloop naar het raam.

Duchka's kamer was op de eerste verdieping en al snel zag ik dat er geen bomen naast het huis stonden waarin ik kon ontsnappen. Ook zagen de muren er glad uit en stond er onder het raam een glazen serre. Het raam was, met andere woorden, uitgesloten.

Misschien kon ik langs de gang sluipen en ongemerkt de biezen nemen, dacht ik. Maar plots hoorde ik het geritsel van een donddeken achter me.

"Goeiemorgen, Daan" zei Duchka.
Ik draaide me om en toverde mijn beste glimlach te voorschijn.

- "Hey, Duchka" zei ik zo opgewekt mogelijk.
- "Heb je lekker geslapen?"

Duchka zat wat naar haar tenen te kijken. Ze maakte geen oogcontact.
"Ja hoor." zei ze. "En jij?"
- "Ja, ik ook wel."
"Ok."

Ik stond doelloos in haar kamer en zette me dus maar doelloos in haar bureaustoel. Het was een goede bureaustoel, hij draaide zonder piepen. Ik draaide anderhalve draai zodat ik nu naar Duchka's bed gericht stond. Duchka zelf zat nog steeds rechtop naar haar tenen te kijken.

- "Goed", zei ik, "misschien kan ik maar beter gaan."
"Als je wil mag je blijven." De woorden klonken smekend.
- "Wil je dat ik blijf?"
"Ja" zei ze stil.

Dus bleef ik op de bureaustoel zitten. Ik draaide nog een rondje. Duchka bleef naar haar tenen kijken.
Op de bureau lag een krantenknipsel met een foto van Kim De Gelder. Iemand had rond zijn foto een hartje getekend. Dat vond ik vreemd.

- "Duchka, die foto hier..."
"Ja, dat is een foto van Kimmy. Ik ben zijn fan."
- "Zijn fan?"
"Ja, ik hou van zijn werk."
- "Hoe bedoel je?"

Duchka werd stil.
"Daan, ik heb dit nog aan niet veel mensen gezegd. Ik zou het leuk vinden als je het aan niemand doorverteldt. Kan je dat beloven, Daan?"
Ik knikte. - "Ja hoor, je mag me vertrouwen, Duchka."
"Ok, ik vertrouw je Daan." zei ze stil. "Ik haat babytjes."
- "Je haat babytjes?"
"Ja, ik haat ze enorm."
- "Hoe kan je nu babytjes haten?"
"Ik weet het niet. Ik doe het gewoon."

Ik werd er even stil van.

"Vind je me raar nu?"
- "Een beetje" moest ik toegeven.
"Ik begrijp je wel. Ik vind mezelf ook soms raar."

We zaten even in stilte naar Duchka's tenen te kijken.

- "Vond je het leuk gisteren?" vroeg ik.
Duchka knikte.
"Ik vind het leuk om bij jou te zijn."
Ik wist niet goed of ik het leuk vond om hier te zijn, maar ik vond het in ieder geval razend interessant.
- "Ik vind het ook best leuk om bij jou te zijn." zei ik dan maar.

"Weet je" zei ze, "soms probeer ik zo hard normaal te zijn dat ik mezelf een beetje verlies." zei Duchka schoorvoetend.
- "Ja, ik heb dat ook soms." zei ik. "Wat doe je dan?"
"Wel, zoals die hondjes van gisteren... Ik hou eigenlijk helemaal niet van hondjes."
- "Waarom zei je dan dat je van hondjes hield?"
"Omdat ik zo graag normaal wil zijn, zoals die andere meisjes die zomaar door het leven dartelen alsof er niets aan de hand is."

Dat begreep ik volledig. Ik wou ook wel best normaal zijn, hoewel ik ook dagen had dat ik me volledig in de excentriciteit wou begeven. Maar bovenal wil ik gelukkig zijn, dacht ik bij mezelf. Gelukkig zijn en niet te veel nadenken over de dingen.

- "Normaal is ook niet alles" zuchtte ik.
"Ik denk dat het eenvoudiger is." zei Duchka.
- "Daar kan je wel eens gelijk in hebben."

We zaten in stilte te luisteren hoe iemand beneden fluitend de afwas deed. Of ik ging er in ieder geval van uit dat het de afwas was.

"Daan" zei Duchka aarzelend. "Je mag ook hier komen zitten hoor.
Ik stelde me recht en ging op het bed zitten. Duchka rook lekker. Ik heb dat niet snel, dat ik meisjes lekker vind ruiken, maar Duchka rook lekker. Ik zette me dicht naast haar en zij legde haar hoofd in mijn schoot. Ik vroeg of ik aan haar haar mocht komen en Duchka knikte.

(Ik heb slechts recentelijk geleerd dat je niet zomaar aan het haar van een meisje mag komen, dat is immers heiligschennis in sommige kringen. Uren werk kunnen verloren gaan met één simpele aanraking.)

Ik ging met m'n haren door de bruine krullen en Duchka knorde zacht.

- "Is er eigenlijk iets waar je wel van houdt, Duchka" vroeg ik.
"Ja", zei ze. "Vleermuizen."
"En jongens die m'n hoofd masseren." zei ze snel toen ik m'n handen weg haalde.
- "Oh, ok." zei ik, terwijl ik die massieve krullen weer door mijn vingers liet glijden.

Zo bleven we even op het bed zitten. De tijd tikte langzaam voorbij en eigenlijk vond ik alles best in orde.

"Daan" zei Duchka plots. Ze had haar ogen gesloten en lag in het duister van haar gedachten te genieten. "Wil jij eigenlijk kinderen?"
- "Nee." loog ik.
"Okay", zei Duchka. "Dan is het allemaal goed.

Daten met Duchka - tweede bedrijf

(Naar aanleiding van volgende tweet zag ik mij genoodzaakt mijn fantasie bij te stellen.
"@DaanSkaeg Je schetst een nogal hovaardig beeld van me. Ik ben veel zachtaardiger.")

Duchka stond me op te wachten aan het station. Ze had een dikke, wollen trui aan en een wollen muts op haar hoofd. "Hey Daan", zei ze opgewekt. "Ik ben blij dat je er geraakt bent." Ze aarzelde even. "Ik heb je een beetje gemist."


Het was een kleine week sinds onze eerste date en ik was verwonderd geweest toen ze me plots sms'te dat ze me nog eens wou zien. Ze had gestuurd dat ze het erg leuk gevonden had, ook al had ik niet veel gezegd. Ook zei ze dat zij mij deze keer een stad zou tonen, dus sprong ik diezelfde avond nog op de trein.

Ze zag er knap uit onder die muts; een klein, schattig meisje met een stralende glimlach.
"Waar gaan we heen?" vroeg ik. Haar zachtheid werkte aanstekelijk, of misschien was het deze stad wel die mijn zware gemoed lichter deed lijken. Wat het ook was, ik was blij hier te zijn.

- "Ik dacht van even naar de jazz club te gaan" zei ze opgewekt. "Lijkt je dat wat?"
"Natuurlijk lijkt me dat wat" zei ik grijnzend. Dit meisje mocht me meenemen naar het vagevuur, ik zou nog gelukkig zijn.

We wandelden door geel verlichte straten tot we in een groezelig steegje aan kwamen.
- "Hier is het" zei Duchka. Ik liet haar voorgaan en keek hoe ze met moeite de massief eiken deur open duwde. We werden begroet door een uptempo jazz deuntje en de geur van warme chocolademelk en whisky.

We gingen binnen en Duchka deed haar muts en jas uit. Haar krullenbol exploseerde als het ware uit haar muts. Ze zocht een plekje aan een klein rond tafeltje in een hoek van de kroeg en ik ging tegenover haar zitten.

- "Ik heb over je gedroomd" zei Duchka, toen ze neer zat.
"Oh, enkel mooie dingen, hoop ik?"
- "Ja, zei ze. Het was een mooie droom."
"Over wat ging hij dan?" vroeg ik. Ik merkte een zekere aarzeling op.
- "Ik durf het niet goed te vertellen." zei ze blozend.

Heerlijk, dacht ik. Dit mooie meisje heeft erotische dromen over mij. Het leven lacht me toe.

- "Wel", ging Duchka verder, "ik was een prinses en ik was opgesloten in een groot, vuil kasteel door een mytisch wezen met grote horens. En jij was een prins."
"... en ik kwam jou bevrijden?" vulde ik aan.
- "Ja" zei Duchka. "Ik zag je in de verte aankomen, rijdend op je eenhoorn."
"Ik reed op een eenhoorn?" vroeg ik ongelovig.
- "Ja. Jij reed op een eenhoorn. En aan de horizon stond een regenboog."
"Heh, en wat gebeurde er toen?"
- "Jij versloeg het monster en ik reed met jou weg op die eenhoorn."
"Dus jij ging met me mee?"
- "Ja, en de eenhoorn kon ook vliegen."
"Waar vlogen we dan heen?"
- "Naar jouw kasteel natuurlijk."

Ik begon me stilaan af te vragen of dit dezelfde Duchka was die ik een paar dagen eerder ontmoet had.
- "We landden op je balkon. Het was zo'n rond balkon, zoals dat balkon van Jasmine in die Disney film Aladin."
"En daar streken we neer op die eenhoorn?"
- "Ja" zei ze. Ik dacht een verliefde, dromerige blik op te merken.
"En toen?"
- "Jij nam me vast en kuste me."
"En vond je dat fijn?"
- "Heel fijn."

Ze keek glimlachend in mijn ogen. Ik vroeg me af of ik me dan nu naar haar moest toebuigen, of dat ik moest blijven zitten. Ik ben nooit erg goed geweest in het aanvoelen van dat "moment".

- "... en toen kwamen de puppies!" zei Duchka.
"Puppies?" En ik dacht dat ik vreemde dingen droomde.
- "Ja, een hele nest puppies kwam naar ons toe gestrompeld en we speelden ermee tot ze allemaal in slaap gevallen waren."
Ik begon het gevoel te krijgen dat ik hier zo snel mogelijk weg moest.
Ik zag dat zij zag dat ik me niet op mijn gemak voelde.
De barman kwam rond en ik bestelde een pintje. Duchka bestelde een warme chocomelk met slagroom.

- "Je vindt dat toch niet raar hé, dat ik mijn droom aan jou vertel?"
"Nee" loog ik. "Ik droom ook soms rare dingen."
Ik probeerde te bedenken wat ik laatst droomde. Ik denk dat het die droom was waar kleine aliens onder mijn huid een kolonie gesticht hadden en op een dag besloten uit te breken. Ze broken door mijn huid heen en ik stierf in een plas bloed.
- "Ik hou van puppies." zuchtte Duchka.
Ze zat dromerig naar het plafond te staren.

Ik nam een grote slok van mijn pint.

"Vertel eens, Duchka, wat heb je nog allemaal gedaan deze week?"
Ze dacht diep na. "Wel, eergisteren ben ik gaan helpen in het asiel en gisteren schreef ik een gedichtje."
Ik besloot het onderwerp "asiel" te negeren.
"Een gedichtje?"
- "Ja" zei ze opgewekt. "Wil je het eens horen?"
Ik wou het graag horen.
Duchka stelde zich recht, ging naar de bar, vroeg of de muziek eventje uit mocht, ging daarna op een stoel staan, haalde een blaadje uit haar zak en sprak met statige stem:

"Puppies zijn schattig,
Puppies zijn zacht.
Maar soms hebben ze koud
In de gure nacht.

Maar elke pup weet
Dat op zo'n nacht
De zachte Duchka
Thuis op hen wacht.

Dus kom, puppies, kom
Ik geef jullie eten
Die kille koude
Zal je gauw vergeten."

Ergens achteraan de kroeg begon een oude man luid te applaudiseren. Duchka klom van haar stoel en ging weer tegenover mij zitten. Ze lachtte.
- "Wat vond je ervan?" vroeg ze.
"Ik vond het wel mooi." loog ik. Als er iets was dat die vreemde Duitse film mij geleerd had was het dat liegen toegestaan is, zolang het maar lieve leugens zijn.
- "Ja, ik vind het ook goed gelukt." zei Duchka. "Ik heb er de hele dag aan gewerkt."

Toen zei ik dat ik dringend weg moest om de trein te halen.
Ik dronk de rest van mijn pint uit, deed m'n jas aan, rolde een sigaret en wenste Duchka een goede nacht.

- "Maar... Blijf je dan niet nog even?"
"Ik moet morgen werken." loog ik alweer.
- "Maar ik had gehoopt dat je zou blijven slapen."

Ik keek naar die krullenbol, ik keek naar die prachtige glimlach, ik keek diep in die donkere ogen, slikte m'n trots in en zei "Ok, misschien kan ik nog heel eventjes blijven".

Toen we bij Duchka's huis toekwamen was ik weeral flink aangeschoten. Duchka klom op de zolder, nam een veldbed, gaf het aan mij en ging naar de badkamer om haar pyama aan te doen. Toen ze terug kwam gaf ze me een kus op m'n wang en zei, "Slaapwel, Daan. Ik wens je prettige dromen." Daarna kroop zij in haar eigen bed en deed het licht uit. Ik kroop in het veldbed en vroeg me af wanneer de eerste trein was.

In het donker zei Duchka: "Daan, ik zie je graag."
Ik deed alsof ik sliep.
In de verte hoorde ik een puppie huilen.

Het vervolg

Ze zaten naar het scherm te staren. Hij zag dat ze ontroerd was door wat ze las. Onverzadigbaar bleef ze naar beneden scrollen, op zoek naar het vervolg. Maar ze kon het niet vinden, hij wist dat ze het niet zou vinden, simpelweg omdat het nog niet bestond.

Vond je 't mooi? Klik op "Vind ik leuk" en ik vertel je binnenkort een nieuw verhaal.

Hierzo ↑