Stelt u recht, makker.
De vloer is vuil.
D'n hond heeft daar gisteren gepist
en ge hebt het niet opgekuist.
Ge maakt uzelf belachelijk.
Ge maakt uzelf al lang belachelijk.
Kom, stelt u recht.
En kamt verdomme uw haar.
K'm koffie gezet.
Ze staat op tafel.
K'm je baas gebeld.
Ge moogt nog komen.
Verdomme gast,
stelt u recht.
Geef het op, makker.
Ge hebt het verkloot.
Maar wat hebt ge verloren?
Subiet gaat ge nog veel meer verliezen.
Pakt uzelf op.
Poetst uw tanden.
En pakt een bad,
ge stinkt.
'k Ga koeken gaan halen.
'k Ben subiet terug.
En dan zijn we weg.