donderdag 17 maart 2011

Lachter en jolijt

Knut zit weer voor zich uit te staren. De discussie die ik al een dik half uur voer met de bingokast over wie nu precies wie gaat uitbetalen, interesseert hem al even niet meer. Ik merk een ietwat trieste blik in zijn ogen, misschien zelfs een hint van wanhoop. Hopeloos verliefd, die jongen. Bij gebrek aan meer munten laat ik het bingospel voor wat het is en zet me terug op mijn barkruk.

Ik geef Knut een klopje op zijn schouder en vraag, "Awel man, wat scheelt er aan?" Hij kijkt me bedroefd aan.
"Ach, Daan. 't Leven he, 't leven. Het maakt me soms allemaal zo moe."

Uit angst dat hij in tranen zou uitbarsten bestel ik snel nog twee pintjes. Een man hoort nooit te huilen, en als ik iemand kan helpen een traan te vermijden, doe ik dat met plezier. Dankbaar pakt Knut één van de glazen en drinkt het met enkele grote teugen leeg.
"Dank je, Daan. Dat smaakt."

Even later zitten we alweer samen voor ons uit te staren. Els is kennelijk op skivakantie, dus vandaag doet Ronny, de baas van 't kot, zelf het café open. Het was wel even verschieten, met zoveel grootste verwachtingen het café binnenkomen om dan te merken dat Els het zomaar even afgetrapt is; de sfeer is toch wel even anders als je bij een man een pint moet bestellen. Maar goed, Els is volgende week alreeds terug in 't land, we moeten haar dus maar eventjes missen.

"Weet je", begint Knut; hij is kennelijk nog niet voldoende getroost; sommige mensen kan je niet gelukkig maken. "'t Is dit meisje. Ze blijft maar in mijn hoofd spoken."

Ik knik, ik ken het gevoel. Ook ik zit soms met meisjes in mijn kop. Recentelijk, zelfs, loop ik aldoor aan een meisje te denken dat naar de naam Maaike luistert. Een prachtig kopje, een heerlijk lijfje, kortom, alles er op en eraan. Maar goed, ik ga er ook niet om huilen op café en ik hoop dat Knut rap zijn muil dicht houdt.

"Kijk", gaat Knut verder, "ik ken haar nu ongeveer vier maand en elke dag sturen we berichtjes naar elkaar. We spreken soms af, we houden handjes vast tijdens de film, we vrijen met elkaar. Maar toch, soms blijft het zo ongelofelijk afstandelijk."

"Ja, Knut. Ja. Je voelt je onzeker omdat zij bang is om zich met jou te binden, omdat zij niet zeker is of ze wel degelijk van je houdt?"
Knut knikt.
"Wel dan, stop daar onmiddellijk mee. Onzekerheid is ongelofelijk on-sexy en vooral zeer on-mannelijk. Ik zou je een tik in je wezen moeten geven gewoon omdat je zo onzeker bent."

Knut kijkt sip voor zich uit. Ik ook. Mijn gedachten dwalen af naar het huidige meisje van mijn leven. Wat zou zij ondertussen aan het doen zijn? Misschien zit ze even naar televisie te kijken. Ik kijk op mijn horloge, half twaalf, virus zal binnenkort wel beginnen op canvas. Daar zal ze wel op aan het wachten zijn.

Knut drinkt zijn bier op, gaat pissen, komt terug, wenkt Ronny en bestelt twee pintjes. Ik hou hem tegen, "Maak daar maar een icetea van, ik moet nog rijden." Knut zelf is voor de verandering eens met zijn fiets gekomen en moet het niet zo ruim nemen met de alcoholwetgeving. Hij is een goede fietser met veel kracht in de benen, ik heb er het volle vertrouwen in dat hij nog thuis geraakt; ik hoop enkel dat hij niet van de dronkenschap begint te huilen.

"Knut", spreek ik statig, "het leven is niet altijd lachter en jolijt."

Ronny komt zich er ook even tussen moeien. "Volgens mij bestaat het woord lachter niet, Daan. Ik denk niet dat dat in het woordenboek staat." Verontwaardigd haal ik een dikke Van Daele uit mijn achterzak en gooi hem op de toog: "Hier, zoek het dan op hé, zagevent. Een pintje voor mij als je het vindt."

Een kwartier later heeft Ronny het nog steeds niet gevonden en besluiten we tezamen dat "lachter" dan misschien toch geen bestaand woord is, maar er toch één zou moeten zijn. Eerstdaags zal Ronny contact opnemen met de heer Van Daele zelf om het woord zo snel mogelijk in zijn dikke te krijgen.

Plots gaat mijn gsm af; het is Maaike. Ze zegt dat virus ook deze week bijster interessant was en dat ze me mist. Ik neem afscheid van Knut en Ronny, behelm en be-vest mezelve, stap op mijn eeuwige strijdmakker en rij zo snel als fysiek mogelijk naar Maaike's huis. Maaike doet open en geeft me een kus; "Waar was je nu zo lang?" fluistert ze. "Lachter en jolijk, Maaike. Lachter en jolijt."

Het vervolg

Ze zaten naar het scherm te staren. Hij zag dat ze ontroerd was door wat ze las. Onverzadigbaar bleef ze naar beneden scrollen, op zoek naar het vervolg. Maar ze kon het niet vinden, hij wist dat ze het niet zou vinden, simpelweg omdat het nog niet bestond.

Vond je 't mooi? Klik op "Vind ik leuk" en ik vertel je binnenkort een nieuw verhaal.

Hierzo ↑