De schoonste dag van het jaar is ongetwijfeld de eerste dag dat de bouwvakkers in bloot bovenlijf door de straten paraderen. Niet dat ik geassocieerd wil worden met enige homoseksuele uitingen, maar deze behaarde parade van robuuste mannenborst leert ons dat het ook voor de gewone man tijd is om zich van trui en jas te ontdoen en in t-shirt de stad te gaan beleven. Terrasje, iemand?
Met een blikje Maes zitten we deze keer aan de Graslei voor ons uit te staren. Het is een behoorlijke drukte daar, mensen die zitten, mensen die staan, mensen die huppelen, mensen die drinken. Kortom, een kleurrijke menigte die met z'n allen de eerste dag van de lente viert.
Knut is extra stil vandaag. Zijn naamgenoot, een ijsbeer uit Berlijn, is deze week gestorven. Het laat natuurlijk niemand onberoerd, zo'n ijsbeer die zijn laatste adem uitstoot, maar voor Knut (de mens) moet het extra moeilijk geweest zijn. Maanden heeft hij met een foto van Knut (de ijsbeer) op café gezeten, verhalen vertellend over zeehondjesvlees, verstoten worden door moeders en ijsberen.
Dit laatste was een hobby die Knut (de mens) aangenomen had om zijn band met Knut (de ijsbeer) te versterken: zodra het zomerseizoen afgelopen was ging hij elke week zwemmen in een plas. In september valt dat allemaal nog goed mee, maar zodra de herfstwinden kwamen opdagen kreeg Knut (de mens) het toch moeilijk. Eind november had hij het opgegeven, dat ijsberen. Wel eet hij nog steeds illegaal geïmporteerde zeehond.
"Kijk daar", spreek ik tot Knut, "al die feestende lijven. Het wordt lente. Eindelijk kunnen we die vuile winter van ons afschudden. Tijd om de liefde, die zolang verscholen heeft gezeten onder dikke lagen ijs, terug vrij te laten."
Knut laat een boer. "Jaja, 't zal wel, 't zal wel."
Voor ons haalt er iemand een gitaar uit zijn binnenzak. Verdronken vlinder van Boudewijn de Groot op de Graslei, hoe is het in godsnaam mogelijk? De schorre stem van de kalende veertiger, verdwaald in een landschap vol jongelui, voert talloze luisteraars mee op een vreemd zonnige reis.
Knut zit ondertussen naar de meisjes te kijken. Hij glimlacht als een blonde stoot dat opmerkt en een blikje Jupiler naar hem heft. Hij zou naar haar toe kunnen gaan, maar dat doet hij niet; liever de lange-afstand-broederlijkheid. We nemen elk nog een blikje Maes. We klinken op het leven, we drinken op het leven. Lange leve de Lente, weg met De Winter!
De kalende veertiger speelt nog een liedje - een verrassend indrukwekkende versie van Meisje van 16 van diezelfde de Groot - neemt hartelijk een klein applausje in ontvangst, steekt de gitaar terug in zijn binnenzak en komt naast mij zitten.
"Indrukwekkend", zeg ik hem, "heerlijk om te horen bij zo'n prachtige lentedag."
De man glimlacht een paar tanden bloot. Ik bied hem een sigaret aan die hij aanneemt en ietwat onwennig aansteekt. Hij neemt een grote trek, inhaleert en hoest zijn longen uit.
"Ik heb niet meer gerookt sinds... 1988 denk ik." zegt hij. Aanzetten tot roken, niet meteen een goeie daad, maar ach, het is onschuldig. En weet je wat, ik gooi er nog een blikje Maes bij ook. Dankbaar neemt de man het aan.
Zo zitten we even stil te wezen en voor ons uit te staren.
"Twee maand geleden is mijn dochter overleden", begint de man plots. Ik weet niet goed wat zeggen en besluit gewoon knikkend voor me uit te kijken. "Kanker", gaat hij verder. Ik blijf stil.
"Vijf-en-twintig jaar. Het zou niet mogen."
Ik schud mijn hoofd. Meer dan een klassieke "innige deelneming" kan ik niet opbrengen.
"Verdronken vlinder was haar lievelingslied."
We staren voor ons uit. Er blijven mensen naar de Graslei komen, het is al een aardige massa. Hier en daar zitten jongens en meisjes deuntjes te spelen op allerlei instrumenten; op de Korenlei wordt er gedanst.
De man staat op en gooit zijn blikje in de vuilnisbak. Hij gooit zijn gitaar over zijn schouder en blijft even staan denken. "Dank je om te luisteren" zegt hij na enige aarzeling. Mijn "Da's geen moeite" klinkt zo ongelofelijk onnozel in deze situatie, maar het is het enige wat ik heb.
De man wandelt weg in de ondergaande zon. Bedeesd blijf ik achter. Knut zit ondertussen toch weer bij het blonde meisje. Ik neem mijn gsm en zie dat ik een berichtje heb van Maaike. Waarom kan het niet altijd en voor iedereen lente zijn?