woensdag 21 maart 2012

Over het hoofd op mijn schouder

"Kom je even naast me zitten, meisje?" Ze ging zitten en we keken hoe een wesp haar weg probeerde te vinden in een leeg flesje cola. Sinds het lente was geworden was de zon weer harder beginnen schijnen, dus zaten we in t-shirt op het bankje. De wouden rond ons fluisterden ruisend dat het goed was. Ik nam de krant die zij meegebracht had, rolde hem tot een mepper en sloeg de wesp dood.

Ze vroeg niet waarom ik het gedaan had. Ze was al even gestopt met te vragen waarom ik dingen deed waar zij niet mee akkoord ging. Ik vroeg me zelfs af of het haar eigenlijk nog wat deed, mijn tegendraads gedrag en mijn asociale houding tegenover haar vrienden. Toch bleef ze terug komen, toch bleef ze haar hoofd op mijn schouder leggen en zwijgen.

"Hoe was je week?" vroeg ze, nadat ze haar hoofd op mijn schouder gelegd had en we zwijgend naar de dode wesp hadden zitten kijken.
- "Viel wel mee" zei ik zuchtend. "Alles valt wel mee."
"Had je 't druk?"
- "Nee, het is al lang niet meer druk geweest."
"Dat is goed voor je" zei ze.

- "En hoe was jouw week?"
"Vermoeiend."
- "Hoezo?"
"Ik heb weer veel te veel nagedacht."
- "Over?"
"Over alles. Over wat ik nu eigenlijk wil doen met mijn leven. Je weet wel, die levensvragen die steeds terugkomen en nooit beantwoord worden."
- "Het geeft niet, het komt wel vanzelf."
"Denk je?"
- "Ja." zei ik.

Een mus kwam de kruimels oppikken die onze lunch achtergelaten had. Even keek hij naar ons, om te kijken of we geen bedreiging vormden. Ik knikte naar de mus dat het goed was, en hij draaide zijn kopje en concentreerde zich terug op de kruimels.

"Ik ben blij dat ik in het weekend bij jou kan komen" zei ze zuchtend.
- "Ik ben blij dat je elk weekend komt." zei ik glimlachend.

Een tweede mus landde naast de eerste mus en begon ook wat kruimels te pikken.

"Slapen we in de auto vanavond?" vroeg ze.
- "Als je daar zin in hebt." zei ik.
"Ja, ik denk het wel." zei ze. "Ik wil hier blijven."
- "Ok" zei ik.

Ze ging op het bankje liggen en legde haar hoofd op mijn schoot. Ze legde haar hand over haar ogen om zich te beschermen van het felle licht van de blauwe hemel, maar na een paar minuten werd ze er aan gewend en keek ze naar mij.

"Je hebt een litteken op je kin." merkte ze op.
- "Ja, dat is van toen ik gevallen ben met de fiets."
"Wanneer was dat?"
Ik had er geen idee meer van. Lang geleden.
- "Toen ik zestien was, denk ik."

Ergens hoog boven ons vloog een straaljager voorbij. De mussen vlogen weg.

"Mag ik bij je blijven?" vroeg ze.
Ik boog me voorover en kuste haar.
"Voor altijd?"
Ik keek in haar ogen. Zij keek in mijn ogen. Ik hield van haar ogen.
- "Nee." zei ik.

"Waarom niet?" Ze keek beteuterd.
- "Omdat we niet van elkaar houden."
"Hou je niet van mij, dan?"
- "Ik hou zielsveel van jou."
"En ik hou van jou!"
- "Misschien." zei ik. "En toch houden we niet van elkaar."

"Waarom niet?"
- "Omdat we vergeten zijn hoe dat moet."

Ze draaide haar hoofd op mijn schoot zodat ze naar het bos kon kijken. Eén van de mussen was teruggekeerd naar de kruimels.

"Voor eventjes dan." zei ze.
- "Voor eventjes." zei ik.

Het woud fluisterde ruisend dat het goed was.

Het vervolg

Ze zaten naar het scherm te staren. Hij zag dat ze ontroerd was door wat ze las. Onverzadigbaar bleef ze naar beneden scrollen, op zoek naar het vervolg. Maar ze kon het niet vinden, hij wist dat ze het niet zou vinden, simpelweg omdat het nog niet bestond.

Vond je 't mooi? Klik op "Vind ik leuk" en ik vertel je binnenkort een nieuw verhaal.

Hierzo ↑