Ik zag ze van de bus stappen. Ze had een grote rugzak op haar rug en een tasje in haar hand. Ze keek rond, op zoek naar iets wat ze kon herkennen. Ze was op zoek naar mij. Ze keek nog eens naar de foto die ze afgeprint had, daarna keek ze nog wat rond. Ik besloot haar dan toch maar te redden en ging naar haar toe. "Eufrasie?" vroeg ik, "ben jij dat?" - "Daan!" zei ze. "Ik ben er eindelijk geraak!"
Ik vroeg of ze eerst haar spullen wou afzetten op mijn kot. Dat wou ze wel, dus namen we de metro naar mijn appartement. In de metro wisten we niet goed wat zeggen, dus zeiden we maar helemaal niets. Daarna wandelden we het kleine stukje tussen de metrohalte en het appartement.
Ik deed de deur open en liet haar voor mij naar binnen gaan.
"Zo", zei ik, "dit is mijn huisje."
Ze keek rond.
- "Het is nog gezellig" zei ze.
"Ja, het valt wel mee."
Ik toonde haar het zeteltje dat ik voor haar uitgeklapt had.
"Het is niet veel", zei ik, "maar ik denk dat je hier wel een paar dagen op kan overleven.
Ze knikte.
"Wanneer ga je terug?" vroeg ik.
- "Dat weet ik nog niet." zei ze.
"Ok" zei ik.
We gingen op de rand van het tweepersoonsbed zitten.
- "Het bed is wel zacht" zei ze.
"Ja, erg zacht." zei ik. "M'n zus wou niet in dit bed slapen omdat het te zacht is. Zij sliep op dat zeteltje"
- "Ik heb graag zachte bedden."
"Ik ook."
Toen stelde ik voor iets te gaan drinken. We namen de metro naar de Notre-Dame, stapten af en gingen naar het kroegje dat zich voor iedereen verborgen hield. Ik bestelde een pint en een zij bestelde wijn. We dronken en keken naar elkaar. Ze was mooi. Ze was stil.
Langzaamaan deed de alcohol zijn werk en werd mijn tong losser. Zij had het over de liefde en het lot, over de vuilheid van de liefde, over het egoïsme van het houden van. Ik had het over bier, over werken, over melancholie en hopeloze liefde.
Daarna gingen we naar huis en keken we een film. Het was een saaie, lange film, maar dat gaf niet. We waren moe, ik was een beetje dronken.
Ze viel naast me in slaap.
Ik keek naar het plafond.
Ik rookte een sigaret.
Daarna ging ik slapen.
De zetel was hard.