De bel ging, ik deed de deur open. Ze stond in de regen met een oude-bomma regenjas aan. Ze stond de bibberen van de kou, de oude-bomma regenjas leek weinig te werken. "Kom snel binnen, meisje." zei ik. Dat deed ze. "Ga maar door hoor" zei ik, terwijl ik haar door de inkomhal loodste, richting woonkamer. "Het haardvuur brandt en er is bier in de koelkast."
Ik hielp het meisje uit haar regenjas en hing de jas over een stoel. De stoel zette ik naast het haardvuur.
"Zet je toch, meisje." zei ik, en ik wees naar de lederen zetel die voor het haardvuur stond. Verkleumd ging ze in de zetel zitten. Ik ging in de tweede zetel zitten. Zo keken we even naar elkaar; zij verkleumd, ik bewonderend. Ik wachtte.
"Moet je wat hebben om te drinken?" vroeg ik. Ik sprong recht en wachtte op het meisje's antwoord.
- "Een pintje kan er altijd in." grijnsde ze.
"Een pintje voor jou, komt eraan." zei ik lachend.
Ik nam twee pintjes uit de koelkast, keek in een spiegel of mijn haar nog goed lag en ging terug naar de living. Het meisje had ondertussen haar natte broek uitgedaan en was in haar onderbroek en t-shirt in de lederen zetel gaan zitten.
- "Ik hoop dat je 't niet erg vind? Mijn broek is nat." zei ze.
Ik vond het niet erg en gaf haar een pintje.
- "Maes", zei ze, "mijn merk."
"En ook het mijne." zei ik.
Ik ging terug in de zetel zitten.
"Zeg eens, meisje, waarom ben je eigenlijk gekomen?"
Het meisje zat met haar benen opgetrokken het blaadje van het bierflesje te trekken.
- "Wel, Daan... Mag ik je Daan noemen?" Ze keek een beetje verschrikt.
"Dag mag je zeker, meisje." stelde ik haar gerust.
- "Ok, Daan. Dus, ik kwam hier eigenlijk... om met jou te spreken?"
"Jij mag me steeds komen spreken." zei ik. Ik bedacht dat dat wat vies klonk.
"Maar over wat wil je dan spreken?"
- "Over jou, Daan. Ik wil graag over jou spreken."
Ik begreep het allemaal niet zo goed.
"Wat wil je dan vertellen?" vroeg ik.
- "Ik wil niets vertellen, ik wil gewoon met je praten."
"Maar over wat wil je dan praten?"
- "Gewoon, over jou."
Ik ging wat dieper in de zetel zitten.
"Goed, begin dan maar." zei ik een beetje geërgerd.
- "Ok." zei het meisje.
Ze bleef eventjes stil. Ik voelde haar naar woorden zoeken. Na even zoeken, begon ze traag en statig te spreken, alsof ze bij elk woord moest nadenken wat het volgende woord zou zijn.
- "Ik las wat je schreef over mij, Daan."
"Over jou?" vroeg ik verwonderd.
- "Ja, ik las wat je schreef over mij... en het heeft me geraakt."
"Hoezo, het heeft je geraakt?" vroeg ik.
- "Ja, het raakte me." zei ze.
"Maar wat schreef ik dan over jou?" vroeg ik.
- "Alles wat je schreef" zei ze kordaat.
"Hoe bedoel je, alles?"
- "Ja, alles wat je schreef ging over mij."
Het leek haar te irriteren dat ik het niet begreep.
"Maar, ik heb je nog nooit gezien!"
- "Ik heb jou ook nog nooit gezien, Daan."
"Ik ken zelfs je naam niet."
- "Mijn naam is Sarah."
Ik had moeite met deze hele ontmoeting te begrijpen.
"Maar, hoe kan ik dan over jou geschreven hebben, als ik je niet eens kende?"
- "Omdat je aan me dacht, Daan. Je kende me al voor je me ooit gezien hebt. Je kende me al voordat ik aanbelde en jij de deur open deed."
"Hoe bedoel je?"
- "Ik ben Maaike, Daan. Ik ben Maaike, en Nele, en Sien, en Lotte... Ik ben ze allemaal, Daan."
"Maar jij bent Sarah?"
- "Sarah ben ik ook."
Het houtvuur knetterde. Ergens hoorde ik een kat miauwen in de duistere nacht. Ik keek naar Sarah, zij keek naar mij. Ze was mooi, die Sarah. Ze had bruine krullen. Ik hou van bruine krullen.
"Maar wat kom je dan doen?" vroeg ik. Er klonk wanhoop in mijn stem.
- "Ik kom van je houden." Haar antwoord was kordaat.
"Maar waarom?"
- "Omdat ik van jou hou, Daan."
"Maar waarom?"
- "Omdat je zoveel over me schreef."
"Maar het ging niet over jou!"
- "Jawel, Daan. Het heeft altijd over mij gegaan."
"Maar dat kan niet, Sarah! Ik kende je nog niet."
- "En toch speelde ik al in jouw gedachten."
"Maar, hoe kan dat?"
Sarah stond recht en kwam naar me toe.
- "Stil nu maar, Daan. Het komt in orde." fluisterde ze.
Ze ging op mijn schoot zitten.
- "Ik ben er nu, Daan." zei ze. "Ik ben er en ik zal steeds van je blijven houden."
"Van me houden...?" vroeg ik verschikt.
- "Ja, voor altijd, Daan."
"En als ik niet van jou hou?"
- "Je zal wel van me leren houden, Daan."
Ze nam mijn gezicht vast en kuste me.
Ik voelde haar koude handen door mijn haren gaan.
Ik keek naar haar. Ik bedacht dat dit het mooiste meisje was dat ik ooit gezien had. Ik kon haar borsten zien door haar natte t-shirt. Haar krullen waren speels en prachtig, haar ogen waren hemelsblauw. Ik voelde me inderdaad verliefd worden op dit meisje.
Maar dit kon niet waar zijn, dit kon niet gebeuren. Zulke dingen gebeuren niet in de echte wereld. Dit gebeurt enkel bij rocksterren of internetfenomenen; niet bij gewone burgers als ik. Niemand weet mij wonen, niemand weet mijn naam! Er was maar één conclusie, dacht ik: ik moet aan het dromen zijn.
"Hoe lang blijf je?" vroeg ik.
Ik was bang voor het antwoord.
- "Blijf nou stil, Daan."
"Maar hoe lang blijf je, Sarah?"
- "Tot morgenvroeg." fluisterde ze in mijn oor.
Sarah likte de traan van mijn wang, en fluisterde:
"Je moet niet huilen, Daan. Morgen avond kom ik alweer terug."
Ik nam haar in mijn armen en huilde voor de rest van de nacht.